Gepubliceerd op 01-12-2020

genencentrum

betekenis & definitie

gebied met grootste genetische diversiteit van een cultuurgewas. Onder genetische diversiteit verstaat men de variatie in genetische eigenschappen van een gewas.

In het genencentrum zijn de meeste genen van een gewas (genen reservoir) aanwezig.De Russische onderzoeker N.I.Vavilov heeft genencentra voor een groot aantal cultuurgewassen vastgesteld. Hij heeft dergelijke centra oorsprongscentra genoemd, omdat die cultuurplanten daarvan afkomstig zijn. Vanuit deze primaire genencentra zijn gewassen verspreid. Voor een aantal gewassen ontstonden buiten de primaire genencentra nieuwe gebieden met een grote verscheidenheid aan rassen (diversiteit), de secundaire genencentra. Men onderscheidt de volgende genencentra: China, Indochina—Indonesië, Indiaas subcontinent, Centraal-Azië, West-Azië, de kustgebieden langs de Middellandse Zee, Ethiopië, Europa—Siberië, Centraal-Amerika, het noorden van Zuid-Amerika en de vs. Naderhand heeft de Russische onderzoeker P.M.Zhoekovski door het opnemen van meer cultuurgewassen de primaire genencentra uitgebreid tot megagenencentra, die soms een heel continent kunnen beslaan.

Zo groeide Vavilovs primaire genencentrum Ethiopië uit tot het genencentrum Afrika ten zuiden van de Sahara. Zhoekovski megagenencentra beslaan samen bijna de gehele wereld. Voor grassen en witte klaver zijn Nederland en België een belangrijk genencentrum. Voor plantenveredelaars (→ plantenveredeling) zijn genencentra van groot belang, omdat zij in deze gebieden bij de wilde vooroudersoort, wilde verwante soorten en bij primitieve rassen van het cultuurgewas bruikbare genen (erfelijke factoren) vinden. De plantenveredelaars gebruiken deze genen voor het kweken van nieuwe rassen, omdat vele rassen de resistentie tegen ziekten en plagen van een cultuurgewas verhogen.