Gepubliceerd op 01-12-2020

fosfaatvervangingsmiddelen

betekenis & definitie

stoffen die in wasmiddelen de functie van fosfaten geheel of gedeeltelijk kunnen overnemen. Het zoeken naar dergelijke stoffen is in de vs al in de jaren zestig begonnen.

In Nederland en de BRD is sinds de jaren zeventig door wasmiddelfabrikanten en grondstoffenproducenten ontwikkelingswerk aan fosfaatvervangers verricht. Sinds 1979 wordt dit werk mede gestimuleerd door de Fosfatennota van de regering waarin o.a. de doelstelling is opgenomen wasmiddelen in 1985 fosfaatloos te maken. In 1980 verscheen een gezamenlijke nota van overheid en wasmiddelfabrikanten, het zgn. OFR-rapport van de Overleggroep Fosfaatreductie, met een overzicht van de op dat moment beschikbare fosfaatvervangers, inclusief milieuhygiënische beoordeling. Daarin is ook de afspraak vastgelegd dat vanaf 1.1.1983 de volgende maximum fosfaatgehalten gelden: witwasmiddelen 5 %, bontwasmiddelen 7,5 %, overige textielwasmiddelen 6 % (alles uitgedrukt in hoeveelheid fosfor). In 1983 werd de streefdatum waarop de fosfaatloosheid van wasmiddelen gerealiseerd moet zijn, verschoven van 1985 naar 1987.Fosfaten in wasmiddelen (grotendeels pentanatrium-trifosfaat, Na5P3O,0) hebben als functie kalkaanslag op wasgoed en in de wasmachine te voorkomen en de vuilverwijderende werking van andere bestanddelen van het wasmiddel te versterken. Omdat fosfaten deze functie bijzonder goed vervullen, is het moeilijk vervangers met dezelfde eigenschappen te vinden, die bovendien milieuhygiënisch minder bezwaarlijk zijn. Sommige van de gevonden stoffen zijn in waseigenschappen in hoge mate vergelijkbaar met fosfaten, andere kunnen slechts een deel van de functies van fosfaten overnemen. Ook zijn er wasmiddelen die zodanig van samenstelling zijn veranderd ten opzichte van de traditionele, dat fosfaat overbodig is geworden.

Een voorbeeld van de eerstgenoemde groep is NTA (nitrilotriacetaat), een in wastechnisch opzicht volwaardige vervanger van fosfaat. De stof wordt al jarenlang in een aantal landen in wasmiddelen toegepast (slechts in Canada op grote schaal).

In de vs werd op verzoek van de overheid de toepassing van NTA in 1970 gestaakt, nadat uit onderzoek was gebleken dat de stof de giftige eigenschappen van o.a. cadmium en kwik versterkt. In Nederland wordt NTA tot nu toe op beperkte schaal toegepast; na het verschijnen van het OFRrapport valt een toename te constateren.

In de vs is in 1980 het negatieve oordeel van de overheid over NTA herroepen, zodat ook daar mogelijk weer toepassing plaatsvindt.

NTA zal de eutrofiëring niet bevorderen (hoewel het stikstof bevat) en zal in zuiveringsinstallaties en in het oppervlaktewater tamelijk snel afbreken, NTA zou in het oppervlaktewater zware metalen kunnen mobiliseren (d.w.z. losmaken van de subdeeltjes waaraan zij gebonden zijn); voorzover nu kan worden overzien, zullen de concentraties die daarvoor nodig zijn in Ned. wateren niet gemakkelijk bereikt worden, zelfs wanneer ook in de BRD op vrij grote schaal NTA gebruikt zou worden, NTA is weinig giftig voor zoogdieren en voor waterdieren. Slechts bij langdurige toediening van grote hoeveelheden NTA in het voedsel treden bij ratten en muizen nierbeschadigingen en daarmee samenhangende kankergezwellen op. Het mogelijke risico van NTA-toepassingen is echter volgens het OFRrapport voor mensen te verwaarlozen.

Als gedeeltelijke fosfaatvervanger komen zeolieten in aanmerking. Dit zijn mineralen op basis van natriumaluminiumsilicaat. Kunstmatig gesynthetiseerd zeoliet (ook wel Sasil of NAS genaamd) kan als fijn, onoplosbaar poeder in wasmiddelen worden verwerkt. Het heeft de eigenschap calciumionen uit het waswater op te nemen door uitwisseling met natriumionen, en daardoor het water zacht te maken. Het kan echter niet zoals fosfaten vuildeeltjes van het wasgoed verwijderen en kan dus slechts samen met andere stoffen (b.v. fosfaten of NTA) worden toegepast. Hoewel er minder onderzoek aan gedaan is dan aan NTA lijken zeolieten weinig milieuschadelijk: zij zijn niet giftig, niet eutrofiërend en zullen door hun natuurlijk, anorganisch karakter ook weinig andere problemen veroorzaken. Enkele wasmiddelen in Nederland en de BRD bevatten zeolieten.

Een aantal jaren lang is op de Ned. markt een wasmiddel met Citrex verkrijgbaar geweest (een mengsel van gesulfoneerde polycarbonzuren). Ook zouten van citroenzuur worden wel als fosfaatvervanger gebruikt. Deze stoffen zijn niet giftig, niet eutrofiërend en gemakkelijk afbreekbaar; zij leveren milieuhygiënisch weinig problemen op.

Een nieuwe ontwikkeling is een in 1981 op de markt gekomen tweefasen wasmiddel, dat in een tweedelig zakje is verpakt. Het ene gedeelte van het zakje is poreus en bevat organische zuren. Het tweede gedeelte is afgesloten met een temperatuurgevoelige lijm. Dit compartiment bevat soda en overige wasmiddelbestanddelen. Bij het wassen lossen eerst de organische zuren op in het waswater, waardoor kalkaanslag op wasgoed en machine wordt verwijderd. Vervolgens (bij het oplopen van de temperatuur) komen de soda en de overige wasmiddelbestanddelen in het waswater.

Deze oplossing verricht het eigenlijke wassen. Fosfaat is in deze combinatie overbodig geworden.

Litt. OFR-rapport. (Rapport van de Overleggroep Fosfaatreductie), Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, Tweede Kamer, zitting 1979-80, 15640, nr. 5 (1980).