Ned. wet uit 1961 die ten doel heeft handhaving en zo mogelijk uitbreiding van het bosareaal uit het oogpunt van zowel economische waarde als natuurschoon. De wet geldt niet voor erven en tuinen binnen de bebouwde kom, wegbeplanting, paardekastanjes, treurwilgen, Italiaanse populieren, linden, wilgen en populieren langs akkers en weilanden, kerstbomen, kwekerijen en boomgaarden.
Wie het voornemen heeft een houtopstand te vellen, moet hiervan ten minste een jaar van te voren kennis geven aan de directeur van Staatsbosbeheer. De eigenaar is verplicht binnen drie jaar tot herbeplanting over te gaan. Vrijstelling of ontheffing van het een en ander is mogelijk. Meldings- en herplantplicht gelden niet voor opstanden van minder dan 20 are of minder dan 20 bomen op een rij.Lagere overheden en het Bosschap kunnen aanvullende regelingen geven op grond waarvan in de meeste gemeenten een Kapverordening geldt. De minister van Landbouw en Visserij kan een individueel kapverbod opleggen ter bewaking van natuur- en landschapsschoon. Hij kan met dat doel ook subsidies geven. Daarnaast kent de wet de mogelijkheid van renteloze leningen voor herbeplanting en uitbreiding van het bosareaal en tot vergoeding van excessieve schade ten gevolge van een kapverbod. Het Bosschap is bevoegd nadere regels te geven voor de bosbouw, de bodemverbetering en de gezondheid van bomen.
De Boswet wijkt voor een goedgekeurd bestemmingsplan. Op overtreding van de meldingsplicht en van de herplantplicht is de Wet op de economische delicten van toepassing. Op overtreding van een kapverbod stelt de Boswet zelf een strafsanctie van maximaal zes maanden hechtenis of f 10000,boete.