verontreinigingen in de vorm van anorganisch materiaal, dat niet van levende organismen afkomstig is. In feite bedoelt men hiermee die verontreinigingen die geen koolwaterstoffen bevatten of verbindingen van koolwaterstoffen met andere elementen.
Voorbeelden van anorganische verontreinigingen zijn fosfaten, sulfaten, nitraten, chloriden en zware metalen in het oppervlaktewater of de bodem. Voorbeelden van gasvormige anorganische verontreinigingen zijn zwaveldioxide (S02), stikstofoxiden (NO en NO2), ammoniak (NH3), chloor (Cl2), zoutzuurgas (HCl), salpeterzuur (HNO3), salpeterigzuur (HNO2). De gassen koolmonoxide (CO) en koolstofdioxide (CO2) zijn grensgevallen. Zij kunnen tot de anorganische verontreinigingen gerekend worden. In de atmosfeer komen ook vaste en vloeibare anorganische verontreinigingen voor zoals loodzouten in de uitlaatgassen van het verkeer, vliegas door verbranding van steenkool en zwavelzuur (H2S04) in waterdruppeltjes. De genoemde zuren kunnen rechtstreeks in de atmosfeer worden gebracht, b.v. door de chemische industrie of de elektriciteitsbedrijven. De zuren kunnen ook ontstaan bij chemische processen, die in de atmosfeer al of niet onder invloed van het zonlicht plaatsvinden.
