Gepubliceerd op 01-12-2020

uitlaatgassen

betekenis & definitie

verbrandingsprodukten die door het verkeer (mobiele bronnen) in de atmosfeer worden geloosd. Het grootste deel van de uitlaatgassen bestaat uit kooldioxide en water.

Volgens het CBS bedroeg de totale emissie door het verkeer in Nederland in 1977 aan koolmonoxide 1310 mln. kg, stikstofoxiden 247 mln. kg, zwaveldioxide 26 mln. kg, aërosolen 13,7 mln. kg, lood 1,7 mln. kg en koolwaterstoffen 177 mln. kg. Hiermee zijn meteen de belangrijkste verontreinigende bestanddelen van de uitlaatgassen aangegeven. Koolmonoxide is hiervan de meest giftige en acuut werkende. Het gehalte aan deze verbinding in de uitlaatgassen van vooral benzinemotoren is zeer hoog (ca. 4 %). Overigens is de samenstelling van de uitlaatgassen afhankelijk van de gebruikte brandstof (LPG, diesel, benzine) en van de manier waarop de motor gebruikt wordt of men accelereert, afremt dan wel met de kruissnelheid rijdt. De concentratie aan koolwaterstoffen in de uitlaatgassen kan bij benzinemotoren oplopen tot ca. 5000 ppm en aan stikstofoxiden tot ca. 700 ppm.Bij goed functionerende dieselmotoren liggen deze concentraties ten minste een factor tien lager. Benzinemotoren produceren ook vrij aanzienlijke hoeveelheden aldehyden, tot ca. 300 ppm. Aldehyden en acroleïne in de uitlaatgassen veroorzaken prikkeling van ogen, neus en keel bij b.v. oponthoud in een verkeersfile. In geringe mate komt ook het sterk kankerverwekkende 3,4-benzpyreen in uitlaatgassen voor. Het lood afkomstig van het antiklopmiddel in benzine komt vrij in de vorm van loodoxide of loodchloride en is gebonden aan koolstof.

Om de vervuiling van de atmosfeer tegen te gaan bestaat een aantal methoden. Bij bestaande motoren is het bijzonder belangrijk dat deze juist zijn afgesteld, zodat de brandstof optimaal verbrandt. Hierdoor wordt de vorming van koolmonoxide en koolwaterstoffen tot een minimum beperkt. Het koolmonoxidegehalte wordt gehanteerd als criterium voor het beoordelen van de samenstelling en de schadelijkheid van de uitlaatgassen. Het kan tijdens het afstellen van de motor gemeten worden, en is sinds het van kracht worden van het Besluit permanente eisen motorrijtuigen luchtverontreiniging (1982, Stb. 36) aan een maximum gebonden (4,5 volumeprocent). In dit besluit is ook de maximum roetuitworp van dieselmotoren vastgesteld.

Eveneens is in de wet het maximumgehalte aan zwavel (0,3 %) in dieselolie en lood (0,15-0,4 g/1) in benzine vastgelegd. Het niet te snel optrekken en het met een gelijkmatige, niet te hoge snelheid rijden dragen ook bij tot vermindering van de luchtverontreiniging.

In België gelden dezelfde eisen als in Nederland; zij zijn vastgelegd in de KB’S van 8.11.1971, 29.3.1977 en 8.8.1975.

Er zijn naverbranders in ontwikkeling; hierin worden de uitlaatgassenbestanddelen die schadelijk zijn, omgezet in kooldioxide, water en het ongewenste maar minder schadelijke ammonia. Omdat de katalysatoren die in deze omzettingen nodig zijn door lood onwerkzaam worden gemaakt, moet loodloze benzine worden toegepast. Ook overweegt men om de constructie van de motoren te wijzigen.