Gepubliceerd op 29-06-2020

Aprilbeweging

betekenis & definitie

Protestantse protestactie, gericht tegen het herstel van de rooms-katholieke hiërarchie in Nederland. De beweging vond haar hoogtepunt in april 1853 en ontleent daaraan haar naam.

Sedert de liberale herziening van de Grondwet in 1848 hadden de kerkgenootschappen het recht zich naar eigen goeddunken te organiseren. De vanuit Rome aangekondigde vorming van een aartsbisdom Utrecht en vier bisdommen (Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Breda en Roermond), stuitte evenwel op grote tegenstand van hen die vreesden dat Nederland zijn protestants karakter zou verliezen. De beweging richtte zich tevens tegen het liberale ministerie-Thorbecke, dat het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie niets in de weg wilde leggen. Er werden 200.000 handtekeningen verzameld die de tegenstanders van het herstel in Amsterdam aanboden aan koning Willem III met het verzoek zijn goedkeuring aan het besluit van de paus te onthouden. Willem III gaf een vrij ontwijkend antwoord, dat echter wel blijk gaf van sympathie voor de protestanten en de indruk wekte dat de koning zich tegen zijn zin door de Grondwet verplicht achtte. Het was in elk geval niet het antwoord dat het ministerie-Thorbecke had geadviseerd.

De ontslagaanvrage van het kabinet die hiervan het gevolg was, werd door koning Willem III aanvaard. De heftigheid van de Aprilbeweging vindt ten dele een verklaring in de krasse taal waarin het grondwettelijk toegestane herstel van de hiërarchie door Rome werd aangekondigd, en gaf uiting aan het bij zeer velen levende besef dat Nederland op weg was zijn karakter als protestantse natie te verliezen.