vorm van analyse die onderzoekt welke gemeenschappelijke factoren een rol spelen. Tak van toegepaste wiskunde, ontwikkeld door → Spearman, om de resultaten van verschillende → intelligentietests te ontleden.
In het algemeen tracht men d.m.v. deze statistische methode de factoren aan het licht te brengen, die een geheel van variabelen met bepaalde onderlinge samenhang gemeen hebben. Wanneer men iemand moeilijke opdrachten geeft, kunnen de resultaten niet zo maar onderverdeeld worden; er is sprake van een bepaald onderling verband. Bij een scholier die zeer hoge cijfers haalt voor latijn en meetkunde, maar lage voor tekenen, denkt men al gauw dat hij deze hoge cijfers dankt aan een zekere aanleg tot logisch denken, die bij het tekenen geen rol speelt. Maar om deze verklaring te kunnen bevestigen is een objectief oordeel nodig, wat mogelijk is dank zij de wiskundig opgezette analytische methode die door Spearman is ontwikkeld. Deze techniek stelde hem in staat het bestaan aan te tonen van een algemene aanleg, aangeduid met de g-factor. Deze aanleg zou de geestelijkeenergie vormen en aan → intelligentie gelijkgesteld kunnen worden. Het is de stam waarop andere specifieke factoren (van verbale, ruimtelijke en numerieke aard) geënt zijn; deze factoren completeren de intelligentie.