Lexicon van de Ethiek

Jean Pierre Wils (2007)

Gepubliceerd op 19-04-2017

Rechtvaardige oorlog

betekenis & definitie

Om meerdere redenen is het gepaster te spreken van de ‘traditie’ in plaats van ‘leer’ of ‘doctrine’ van de rechtvaardige oorlog. Het begrip heeft betrekking op een waaier van regels en beginselen, die afkomstig zijn uit verschillende disciplines als theologie en volkenrecht, en in verschillende denktradities (oudheid, christendom en humanisme) vorm hebben gekregen. Deze waaier staat niet als een set theoretische beginselen buiten de praktijk maar is in dialoog daarmee ontstaan. Ze kan gelden als articulatie van de common sense-gedachte dat het onder bepaalde omstandigheden legitiem is ten strijde te trekken.

Historische ontwikkeling
De wortels van de traditie liggen in de beginperiode van het Westerse denken. Aristoteles en Plato stellen dat de hoogste menselijke doelen slechts in vredestijd zijn te realiseren. Het is soms noodzakelijk tot oorlog over te gaan, maar dan wel ‘omwille van’ de vrede. Bij Cicero vinden we een aanscherping van deze gedachtegang: van de oorlog moet duidelijk zijn dat ze uiteindelijk de vrede dient. Bovendien formuleert hij enkele criteria waaraan de strijdenden zich moeten houden. In het christendom wordt de spanning tussen het intrinsieke kwaad van het oorlogsgeweld en de incidentele noodzaak ervan nog sterker ervaren. Het leidt tot een uitwerking van de klassieke erfenis. Na een aanzet bij Augustinus komt het tot een set criteria bij Thomas van Aquino en zijn laatscholastieke navolgers Francisco de Vitoria en Francisco Suarez.
De criteria zijn te onderscheiden in twee groepen: criteria om te beoordelen of men op gerechtvaardigde gronden ten strijde trekt (ius ad bellum) en criteria die de krijgshandelingen zelf betreffen (ius in bello)

Ius ad bellum
In de geschiedenis zijn als voornaamste criteria naar voren gekomen:
- de oorlog moet door een legitiem gezag worden verklaard (iusta auctoritas);
- de oorlog moet omwille van een rechtvaardige oorzaak worden verklaard (causa iusta);
- de oorlog moet met de juiste bedoeling worden gevoerd (intentio recta)',
- er moet een redelijke kans zijn dat de doelstellingen worden gerealiseerd;
- het kwaad dat de oorlog aanricht moet in redelijke verhouding staan tot het goed dat ermee wordt beoogd;
- oorlog mag pas worden aangevangen wanneer alle andere middelen om de doelen te bereiken hebben gefaald.

Discussies over toepassing van de leer betreffen zowel de betekenis van de individuele criteria, de status ervan en de verhouding ertussen. Betekenisdiscussies spitsen zich toe op de inhoud van kernbegrippen. Discussies over de status ervan handelen over de kwestie of aan de criteria geheel moet worden voldaan of dat het prima facie verplichtingen of vuistregels zijn. Discussies over de verhouding tussen de criteria krijgen neerslag in uiteenlopende rangordes tussen de criteria. Het is daarbij niet ongebruikelijk om de eerste drie criteria, die door Thomas van Aquino zijn geformuleerd, als kern van de traditie te beschouwen. De andere criteria zijn eerder directe consequenties van common sense overtuigingen waaraan iedere situatie getoetst moet worden.

We beschouwen van de eerste drie criteria kort de in de traditie gegroeide betekenis en de status, waarna we ingaan op de mogelijke kracht en reikwijdte in het hedendaagse debat over vrede en veiligheid.

Iusta auctoritas
Het eerstgenoemde criterium grondt in een bekommernis om rust en orde. Besef hiervan verduidelijkt niet alleen de morele status van het criterium maar onderscheidt het ook van puur legalistische benaderingen. Bovendien maakt dit besef het mogelijk om toepassing van het criterium te onderscheiden van acceptatie van de willekeur van de heerser, waarvoor het geen vrijbrief kan zijn. Met de genese van de moderne staat wordt dit gevaar kleiner omdat de soevereine autoriteit niet meer een persoon is maar een bestuursorgaan.

Met name Grotius bepleit na de godsdienstoorlogen dat rechtvaardiging van geweld slechts kan liggen in schending van de statelijke soevereiniteit. Zijn nadruk op dit criterium blijkt spoedig op onoverkomelijke problemen te stuiten. Zo maakt de Amerikaanse revolutie duidelijk dat onder bepaalde voorwaarden gewelddadig verzet tegen het wettig gezag is te legitimeren. De twee eeuwen daarna hebben talloze voorbeelden gegeven van dergelijke geaccepteerde vormen van geweld.

Moderne ontwikkelingen nuanceren de soevereiniteit van de staten nog meer. Meerdere keren is deze geschonden in naam van de ‘internationale rechtsorde’. De meest geaccepteerde schendingen geschieden onder de vlag van de Verenigde Naties, die zich als iusta auctoritas ontwikkelt. De eerste golfoorlog is hiervan een voorbeeld. Voorstanders van dergelijke schendingen wijzen erop dat, hoe gebrekkig de Verenigde Naties ook functioneren, het feit dat een internationale volkerenorganisatie de interventie ‘zegent’ aangeeft dat er meer op het spel staat dan particuliere belangen.

Causa iusta
In de traditie keren een drietal mogelijke oorzaken steeds terug: verdediging van het grondgebied, herstel van gerezen misstanden en vergelding voor wandaden. Het accent heeft eeuwenlang gelegen op het eerste; de verdedigingsoorlog van de soevereine staat gold lange tijd als het toonbeeld van de gerechtvaardigde oorlog. In de moderne situatie is een andere motivatie op de voorgrond getreden, het tegengaan van mensenrechtenschendingen. De morale kracht van humanitaire motieven neemt niet weg dat over reikwijdte en toepassing ervan veel discussie bestaat. Zo rijst jegens degenen die het gebruiken voortdurend de verdenking dat ze het argument mobiliseren om meer banale motieven te verbergen.

Intentio recta
In de oorlog is er een voortdurende dreiging dat oneigenlijke (neven)bedoelingen de hoofdrol gaan spelen. Zo heeft Augustinus al gewezen op mogelijke dominantie van wraak- en machtsmotieven. En er zijn velerlei andere particuliere belangen die tot corrumpering van de morele inzet kunnen leiden. Zeker in de internationale politieke arena is het moeilijk uit te maken waar het ene cluster motieven begint en het andere eindigt. Soms maskeert de retoriek in termen van het ene de aanwezigheid van het andere, soms liggen beide clusters onlosmakelijk in elkaar verstrengeld.

Ius in bello
Het ius in bello heeft zekere zelfstandigheid. Binnen gerechtvaardigde oorlogen kunnen illegitieme krijgshandelingen voorkomen, en binnen ongerechtvaardigde oorlogen geldt de toetssteen van het ‘ius in bello’ onverkort. De belangrijkste toespitsing van het criterium betreft de zorg om non-combattanten, een beginsel dat in talloze verdragen en andere (in)formele overeenkomsten neerslag heeft gekregen. Daarbij gaat het niet per se om het onderscheid tussen soldaten en burgers, in essentie betreft het het onderscheid tussen degenen die wel en die niet aan gevechtshandelingen deelnemen. Ook gevangengenomen, gewonde of gevluchte soldaten van de tegenpartij dienen met respect te worden behandeld.

Het is evenwel steeds moeilijker geworden het onderscheid strikt te handhaven. In de twintigste eeuwse ‘totale’ oorlog doet het potentieel van de massavernietigingswapens het onderscheid combattanten-non-combattanten huiveringwekkend vervagen. Op het hedendaagse strijdtoneel spelen deze wapens een kleinere rol, maar in de meeste intra-statelijke conflicten is de burgerbevolking nadrukkelijk bij de krijgshandelingen betrokken. En in de vele vormen van terrorismebestrijding is het moeilijk om het onderscheid te maken tussen combattanten en non-combattanten. Het voornaamste antwoord op deze ontwikkelingen is geweest de leer van het dubbel effect, die wortels heeft in de thomistische metafysiek. Volgens deze leer dient de morele beoordeling van een handeling onderscheid te maken tussen het geïntendeerde en niet geïntendeerde gevolg. De dood van onschuldigen als neveneffect van krijgshandelingen is moreel minder laakbaar dan de bewust geïntendeerde dood van non-combattanten. Ook dit verschil is in de praktijk moeilijk te zien, maar dat doet er niets aan af dat er een principieel onderscheid in het geding is.

Literatuur
Johnson, J., Morality and Contemporary Warfare, New Haven/London, 1999.
Thomas van Aquino, Summa Theologiae (STh), Latin text and English translation, Londen, 1964-1976. Met name IIaIIae, q. 40.
Tongeren, P. van, ‘Over de leer van de rechtvaardige oorlog: hedendaagse bedenkingen bij een traditionele theorie’, Wijsgerig Perspectief, vol. 27, nr. 6/7,1986, pp. 40-47.
Walzer, M., Just and Unjust Wars: a Moral Argument with Historical Illustrations, New York, 1992.

(M. Becker)