Wat is de betekenis van facie?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

facie

gezicht. Voorbeelden: Zij dwong hem tot ademloosheid en tot belachelijke tussenpassen en hinkstapsprongen over lage hekjes. 'Lijkt mij niet slim.' Hij sprong juist over een hekje. 'Bang dat ik mis spring? Dat ik met mijn facie in het schelpengruis klap? Bril kapot, stukjes schelp in de bebloede huid.' Thomas Lie...

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

facie

(17e eeuw) (inf.) gezicht; tronie. 'Op z'n facie krijgen': meppen (in het gelaat) krijgen. • vazie v. vaziën, gelaat, tronie. Hij is nog weinig van vazie veranderd, zijn vazie teekent nog kracht en sterkte. Naar hare vazie te oordeelen kon zij wel grootmoeder wezen. Van het fransche face. (J. Bouman: De Volkstaal in Noord-Holland. Inhoude...

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

facie

facie - Zelfstandignaamwoord 1. (dysfemisme) gezicht Als je dat durft, krijg je op je facie van me!

2024-04-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Facie

[zie face] (volkst.) gezicht, gelaat.

2024-04-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Facie

tronie

2024-04-27
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Facie

aangezicht, tronie

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Facie

v. (-s), (volkst.) gezicht, tronie: iem. op zijn facie komen, geven, trommelen ; een rode, olijke facie.

2024-04-27
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

facie

v. gezicht.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

facie

o. facies (Lat. facies = gezicht: gemeenzaam en spottend: gezicht; tronie); iem. op zijn facie komen, geven, slaan; op zijn facie krijgen.