Lexicon van de Ethiek

Jean Pierre Wils (2007)

Gepubliceerd op 19-04-2017

Handelen

betekenis & definitie

Handelen is elke geïntendeerde (bewuste en bedoelde) activiteit van een persoon om op een gegeven situatie te reageren, deze met een bepaalde bedoeling te veranderen en daarmee dienstbaar te maken aan bepaalde belangen.

Aspecten van handelen

Causaliteit
Elk handelen heeft een aanleiding, een specifieke situatie waarmee de handelende persoon wordt geconfronteerd en die haar tot activiteit aanzet. Zo roept de gewelddadige inbreuk op een weerloos persoon om een compromisloze inmenging, en het aanzwellende water om een bezonnen evacuatie van de bevolking. Handelen is de geïntendeerde reactie op een situationeel bepaalde provocatie. Handelende personen moeten het bedreigende of het provocerende van een gegeven situatie als zodanig begrijpen en als instigatie voor hun handelwijze accepteren alvorens zij eigen activiteiten kunnen ontplooien. De motivatie voor het handelen wordt dus niet zozeer door de uiterlijke aanleiding bepaald, maar door het inzicht in de betreffende situatie. Deze twee elementen monden uit in de weloverwogen beslissing voor of tegen een persoonlijk engagement.

Telos
Elk handelen is gericht op een doel. Het handelingssubject heeft een zeker belang bij zijn reactie op de situationeel bepaalde provocatie. Dat verschaft hem een bepaald doel dat aan het handelen een specifieke zin verleent. De handelende persoon reageert op de gewelddadige inbreuk ten einde de lichamelijke integriteit van de weerloze te beschermen. Deze bepaling van de zin van het handelen is ook voor de buitenstaander toegankelijk en inzichtelijk.

Instrumenten
Elk handelen is aangewezen op geëigende middelen. Om een bepaald doel te realiseren is een handelingsplan noodzakelijk waarbij de in te zetten middelen succes kunnen afdwingen. Dus niet in een innig gebed verzinken, maar samen met anderen een agressieve dader overmeesteren, enzovoort. Ook hier kan het handelingssubject teruggrijpen op een intersubjectief beschikbaar ervaringsweten dat de adequaatheid van de doel-middel-relaties waarborgt.

Dialoog
Elk handelen is in zekere zin een gesprek. Bij het doorgronden van een situatie kunnen handelende personen hun inzichten met anderen bespreken en zo nodig preciseren, corrigeren enzovoort. De specifieke situatie wordt hermeneutisch vanuit de traditionele betekenishorizon verstaan of aan een kritische beschouwing onderworpen. Ook de aan het ervaringsweten ontleende handelingsinstrumenten worden op hun doeltreffendheid getoetst, geschikt bevonden, verworpen of herzien. Zelfs als deze overwegingen niet met anderen worden besproken, bezitten ze toch het karakter van een (interne) dialoog.

Het sociale
Elk handelen heeft een sociale signatuur omdat zowel de handelingssituatie als de normatieve betekenishorizon waaraan de handelingsintenties zich spiegelen, door de sociale omgeving zijn gestructureerd. Handelen is bovendien sociaal van aard omdat het van invloed is op de handelingsmogelijkheden van anderen. Dat geldt ook voor instrumentele handelingen waarbij geen andere personen betrokken zijn, omdat de handelingsruimte van anderen er indirect door wordt bepaald.

Niet-handelen
Ook iets geïntendeerd nalaten is een handeling. Weliswaar ontbreekt aan het nalaten het voor elk handelen typerende uiterlijk zichtbare ingrijpen in een bepaalde situatie, maar niettemin spreekt uit het nalaten van een activiteit het bewuste besluit om gebeurtenissen en processen om bepaalde redenen te laten zoals ze zijn. Bijvoorbeeld niet-inmenging als er tegen een weerloos persoon geweld wordt gebruikt om zichzelf niet aan gevaar bloot te stellen enzovoort. In zoverre bezit ook het nalaten de voor elk handelen karakteristieke causale, intentionele, instrumentele, dialogische alsmede sociale aspecten.

Historische ontwikkeling
Menselijk handelen is sinds de Oudheid onderwerp van filosofische en theologische reconstructies. Aristoteles onderscheidt het handelen als praxis, van het maken van een werk, dat is: poiesis, voor zover het doel van het handelen (praxis) in het voltrekken van de handeling zelf wordt gerealiseerd, terwijl het bij maken (poiesis) buiten de handeling ligt (en slechts door middel daarvan gerealiseerd wordt). Maatgevend voor het handelen van een mens is de toerekenbaarheid: de handeling moet bewust en vrijwillig beoogd en uitgevoerd zijn. Tot de vrijwilligheid behoort ook dat de persoon anders of zelfs helemaal niet had kunnen handelen. Deze concentratie op de intentionele beslissing van het handelingssubject is tot in de huidige tijd kenmerkend voor de meeste handelingstheorieën. Kant concentreert zich op de innerlijke verhouding tussen willen en handelen en onderstreept de constitutieve betekenis van de omwille-van-structuur van elke handeling, die handelingsintentie en -resultaat tot een eenheid samenbindt. Hegel voegt nadrukkelijk een subjectconstitutieve betekenis aan het handelen toe: de handeling onthult en vormt de persoon zowel wat gezindheid als wat doeleinden betreft.

De analyse van menselijke handelingen krijgt een belangwekkende impuls door de verstehende sociologie van Max Weber. Van handelen (ongeacht of het om uiterlijk of innerlijk doen, nalaten of dulden gaat) kan alleen sprake zijn wanneer een persoon er een subjectieve betekenis aan verbindt. Het verstaan van de zin en betekenis van een handeling maakt het volgens Weber mogelijk om het handelen van de mens te verklaren en te beoordelen.

Hannah Arendt (1958) knoopt aan bij Aristoteles met haar onderscheid tussen labor (arbeid, dat is: alle activiteit die door de noodzakelijkheid van de behoeftebevrediging wordt bepaald), work (werk, dat is: de duurzame werken die de mens stand brengt en waardoor hij zich onderscheidt van de natuur) en action (dat is: het eigenlijke - politieke - handelen, dat door vrijheid is gekenmerkt en door pluraliteit). Contemporaine handelingstheorieën leggen heel verschillende accenten, waarbij de nadruk op betekenisvol handelen soms geheel wijkt voor economisch georiënteerde duidingen van handelen (rationele keuze theorie). Deze versnippering bemoeilijkt een nauwkeurige plaatsbepaling van filosofische handelingstheorieën ten opzichte van andere mens- en sociaal-wetenschappelijke handelingstheorieën.

De meeste filosofische handelingstheorieën houden vast aan het onderscheid tussen handelen en gedrag. Daarmee wordt bijvoorbeeld het model van het behaviorisme - dat handelen opvat als gedrag dat volgens vaste stimulus-respons patronen verloopt - van de hand gewezen. De afwijzing van dat causaal-nomologisch handelingsmodel ontkent niet dat een groot deel van de alledaagse activiteiten van mensen habitueel gedrag is dat op telkens terugkerende handelingssituaties met gestandaardiseerde gedragspatronen reageert. Zodra er echter geen gewoontereactie mogelijk is of als de handelende persoon niet langer tevreden is met het resultaat dat eruit voortvloeit, kan hij of zij breken met gewoonte, de situatie analyseren en nieuwe handelingsplannen opstellen. Daarmee wordt elk vast stimulus-respons schema doorbroken. In veel filosofische handelingstheorieën klinkt ook scepsis door tegenover systeemtheorieën die alle activiteiten van mensen uitsluitend begrijpen door impulsen van een zichzelf sturend, autopoietisch systeem. Dergelijke afbakeningen van behavioristische en systeemtheoretische handelingsmodellen weerspiegelen een handelings- en kentheoretisch uitvoerig bediscussieerde controverse: kunnen handelingen alleen door het waarnemen van hun uiterlijke verloop begrepen en verklaard worden? Of kunnen ze pas dan worden begrepen als de waarnemer de innerlijke zienswijze van de handelende persoon kan achterhalen?

Communicatief handelen
Met Jürgen Habermas (1981) kunnen vier grondtypen van sociaal handelen met specifieke rationaliteitspatronen onderscheiden worden: in het geval van instrumenteel-strategisch handelen oriënteren subjecten zich uitsluitend op de succesvolle verwerkelijking van hun eigen doeleinden. Getracht wordt de handelingsplannen van anderen zodanig te beïnvloeden dan wel te integreren dat deze de eigen handelingsplannen zoveel mogelijk ondersteunen. In norm-gereguleerd handelen oriënteren personen zich op die nonnen die overeenstemmen met de verwachtingen die binnen sociale groepen worden gesteld. Dramaturgisch handelen duidt op authentieke zelfrepresentatie zodat personen gewenste beelden en indrukken kunnen oproepen. In het communicatieve handelen spannen de betrokkenen zich in om hun eigen handelingsplannen op elkaar af te stemmen. Is strategisch handelen gericht op resultaat, communicatief handelen is gericht op toenadering en wederzijds begrip: de instemming met een bepaalde handelingsoptie hangt af van de vraag of alle betrokkenen deze optie zonder dwang kunnen accepteren.

De op wederzijds begrip georiënteerde structuur van het communicatieve handelen is van bij zonder ethisch belang. Communicatief handelen is niet slechts geëigend om een eensgezinde duiding van een gegeven handelingssituatie te bereiken, maar ook om een normatieve betekenis-horizon te doen ontstaan die als moreel verplichtend wordt ervaren. Communicatief handelen roept narratieve betrekkingen in het leven, waarin de betrokkenen zinvolle handelingsopties en modellen van geslaagd handelen ‘vertellen’ en voor elkaar ontsluiten. Aldus worden discursieve betrekkingen ontwikkeld waarin morele verplichtingen op argumentatieve wijze gefundeerd kunnen worden. Communicatief handelen is zelf rijk aan normatieve inhoud. Het berust op een wederkerige egalitaire verdeling van rechten en plichten die met name in de modus van discursief wederzijds begrip aan de dag treden. Dat begrip is alleen mogelijk wanneer alle deelnemers dezelfde kansen krijgen om hun standpunten uiteen te zetten en de zinnigheid en morele legitimiteit van andermans standpunten te bestrijden. Deze normatieve infrastructuur van het discours brengt een universeel-solidaire basistendens van het communicatieve handelen aan het licht, die zich uitstrekt tot moderne theorieën over mensenrechten.

Literatuur
Apel, K.-O., Transformation der Philosophie, 2 Bde, Frankfurt/ M., 1976.
Arendt, H., The Human Condition, Chicago 1958.
Bratman, M.E., Faces of Intention: Selected Essays on Intention and Agency, Cambridge, 1999.
Bubner, R., Handlung, Sprache und Vernunft, Frankfurt/M., 1982.
Habermas, J., Theorie des kommunikativen Handelns, 2 Bde, Frankfurt/M., 1981.
Jonas, H., Die Kreativitat des Handelns, Frankfurt/M., 1992.
Lenk, H., (red.), Handlungstheorien - interdisziplinär, 4 Bde, München, 1979.
Mele, A. (ed.), The Philosophy ofAction, Oxford, 1997.

(A. Lob-Hüdepohl)