Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Christelijk-Historische Unie

betekenis & definitie

Christelijk-Historische Unie (chu), Nederlandse politieke partij op protestants-christelijke grondslag; in 1908 ontstaan door het samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Christelijk-Historische kiesverenigingen.

Een eerste stap in de richting van deze formatie was de afscheiding in 1895 van de Vrij-Antirevolutionaire Partij onder leiding van De → Savornin Lohman van de → Antirevolutionaire Partij (arp). Deze scheuring vond plaats naar aanleiding van de ontwerp-kieswet van → Tak van Poortvliet, waarvan arp-leider → Kuyper een voorstander was. Een essentieel verschil tussen beiden was ook dat Kuyper dolerend (gereformeerd) en Lohman synodaal (hervormd) was; de laatste verwierp de → antithese. In 1897 ontstond in Utrecht de Christelijk-Historische Kiezersbond, die zich in 1903 verenigde met de Vrij-Antirevolutionaire Partij tot de Christelijk-Historische Partij. Van de Friese Christelijk-Historische kiesverenigingen, die zich in 1908 met deze partij verenigden binnen de chu, was → Hoedemaker de geestelijk leider. Hij hield vast aan de oorspronkelijke antirevolutionaire opvatting over de directe verbinding tussen evangelie en staat; hij verwierp de neutrale-staatsgedachte van Kuyper. Aan de Vrij-Antirevolutionaire Partij dankte de chu haar afwijzing van een straffe partijorganisatie. De partij kende grote waarde toe aan het geweten (consciëntie) van het individu, waardoor onder andere haar afgevaardigden in de Staten-Generaal geen fractiedwang kenden. De chu zocht aansluiting bij het historisch gewordene, waarbij de historie werd gezien als een bestuur van God. Op sociaal terrein verwachtte de partij meer van maatschappelijke organisaties dan van rechtstreekse overheidsbemoeienis. De chu was een duidelijk gouvernementele partij; zij wees regerings- en bestuursverantwoordelijkheid niet af; vaak vormde zij een matigend, bemiddelend en dus bindend element.

Na de Tweede Wereldoorlog bleef de chu tot 1948 buiten de regering; in tegenstelling tot de arp nam de chu noch aan het kabinet-Cals (1965-1966), noch aan het kabinet-Den Uyl (1973-1977) deel. De chu recruteerde haar aanhang in eerste instantie uit de confessionele kringen binnen de → Nederlandse Hervormde Kerk. Door de toenemende secularisatie en de ondermeer daarmee samenhangende politieke verschuivingen in Nederland sinds het einde van de jaren zestig, boette de chu aan invloed en aanhang in. Tot die tijd kon de partij bij kamerverkiezingen op een stemmenpercentage van ongeveer acht procent rekenen; in 1971 behaalde zij 6,3 procent van de stemmen (tien zetels). Bij de vervroegde verkiezingen van 1972 zakte de partij terug naar zeven kamerzetels. Met de arp en de kvp bundelde de chu in september 1976 de confessionele krachten binnen het → Christen-Democratisch Appel (cda). De chu hief zich op 13.9.1980 op.