Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Antirevolutionaire Partij

betekenis & definitie

Antirevolutionaire Partij (arp), Nederlandse politieke partij, waarvan 1.1.1878 als oprichtingsdatum wordt beschouwd. Haar geschiedenis gaat terug tot de tijd van → Groen van Prinsterer, behorend tot de kring van het → Réveil.

In zijn boek Ongeloof en revolutie (1847) wees hij het ideeëngoed van Verlichting en Franse Revolutie af en gaf de fundamenten aan voor een antirevolutionaire wereldbeschouwing in openbaring en historie, belichaamd in de geloofsbelijdenis. De groep rondom Groen, waaruit de arp zou ontstaan, zette zich in voor het behoud van het protestants karakter van de Nederlandse natie; zij verwierp de volkssoevereiniteit onder verwijzing naar de door God gewilde, historisch gegroeide maatschappelijke verbanden, waarin de in wezen onvrije mens `een soevereiniteit in eigen kring' kan ervaren onder erkenning van het eigen recht van de overheid.

De ware grondlegger en leider van de arp was Abraham → Kuyper, die in 1877 een beginselprogramma opstelde en de partij haar organisatorische vorm gaf: de kleinste eenheden van de partij zijn de relatief zelfstandige antirevolutionaire kieskringen, die in het centraal comité een overkoepelend lichaam bezitten. Het hoogste gezag in de partij heet de deputatenvergadering, samengesteld uit vertegenwoordigers van de kiesverenigingen. Binnen de structuur van het Nederlandse partijwezen bezat Kuypers arp een wezenlijk democratische organisatievorm, waardoor de leider het contact wist te vinden en te behouden met de `kleine luyden', waaruit de partij haar leden recruteerde. In de verwerping van de klassenstrijd was de partij antisocialistisch, maar zij was geen tegenstander van sociale hervormingen. De patriarchale instelling van de leiders (voortdurende verwijzing naar `het geloof der vaderen' en de positie van de ouderlingen die in Kerk en partij de dienst uitmaakten) maakte dat het gezin als het voornaamste fundament van de samenleving werd gezien; ook de ondernemer diende in eerste instantie een vaderlijk leider voor zijn werknemers te zijn. Om die reden weer de arp de emancipatie van de vrouw (aanvankelijk) af; zij had een taak binnen het gezin; `buiten' was het terrein van de man. Verwerping van de liberale conceptie van de neutrale staat, die ondermeer de zorg had voor het openbare onderwijs, maakte Kuypers partij tot een vurig voorstander van de door de ouders zelf bestuurde (in casu: christelijke) school (→ schoolstrijd). In 1894 scheidde De → Savornin Lohman zich van de arp af; met andere dissidente protestants-christelijke groepen werd in 1908 de → Christelijk-Historische Unie opgericht.

Sinds 1888 wist de arp een gestaag groeiend aantal stemmen op zich te verenigen; het topjaar was 1937, toen Kuypers opvolger Hendrik → Colijn nationale populariteit genoot, en de arp met 16,4 procent van de stemmen zeventien van de honderd Tweede-Kamerzetels verwierf. Na de Tweede Wereldoorlog, waarin de arp-voormannen zich vaak in het verzet onderscheidden, liep de aanhang van de partij terug.

Aanvankelijk vooral een sterk nationaal-gerichte partij met als leidraad trouw aan het van God gegeven gezag (in de Indonesische kwestie weigerde de arp onderhandelingen met de `rebellen van Sukarno' goed te keuren), ontwikkelde de partij zich sinds het einde van de jaren vijftig in (links) sociale richting. In 1965 gaf zij steun aan het links-confessionele kabinet-Cals. In 1967 boekte de arp, die als evangelische volkspartij de verkiezingen was ingegaan, als enige confessionele partij winst. Haar voorman Barend → Biesheuvel was enige tijd later de eerste arp-minister-president na de Tweede Wereldoorlog (1972-1973). Zijn kabinet zag zich in 1973 genoodzaakt vervroegde verkiezingen uit te schrijven. Na langdurig beraad stemde de arp erin toe het links-progressieve kabinet-Den Uyl (1973-1977) te ondersteunen. De arp was sinds 1967 met kvp en chu in gesprek over de vorming van een christen-democratische volkspartij. Op 23.6.1973 werd besloten tot de oprichting van het → Christen-Democratisch Appel (cda). In verband hiermee hief de arp zich op 27.9.1980 op en ging op in het cda. Sinds 1921 beschikt de arp in de Dr. Abraham Kuyperstichting over een wetenschappelijk bureau, dat zich bezighoudt met de beginselen, de voorlichting en de propaganda.