Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Hart

betekenis & definitie

bestaat grotendeels uit dwarsgestreept spierweefsel en is van binnen, in de holle ruimten, bekleed met een laag dekcellen, het endocard. Bij de overgangen van boezems naar kamers en bij de uitgangen naar de grote vaten heeft het endocard zich door vorming van versterkte plooien ontwikkeld tot kleppen.

Van buiten is de hartspier omhuld door het hartzakje, dat geheel afgesloten is en door een beetje vocht, dat zich in de spleet tussen hart en hartzakje bevindt, glibberig gehouden wordt. Het hart is ongeveer zo groot als een vuist. De hoofdmassa ervan ligt direct achter het borstbeen; de rechterbuitenrand ligt ongeveer gelijk met de rechterrand van het borstbeen, linksonder reikt het h. met de punt ongeveer tot de lijn, die men vanaf het midden van het sleutelbeen loodrecht naar beneden kan trekken tot de 5de tussenribruimte. Bij vergroting of verwijding van het hart wordt deze lijn meestal overschreden. Het h. is door een scheidingswand van spieren in een Imkeren een rechterhelft verdeeld. De linker helft is door een tweelippige en de rechter door een drielippige klep verdeeld in een bovenaan gelegen boezem en een onderaan gelegen kamer. Via de onderste en bovenste holle ader stroomt het met koolzuur beladen en verbruikte bloed de rechterboezem binnen; het is afkomstig uit de lichaamscirculatie.

Het wordt doorgestuurd naar de rechterkamer en deze perst het bloed via de longslagader naar de longcirculatie. Uit de longcirculatie komt het beademde, zuurstofrijke bloed via de longader in de linkerboezem, vandaar in de linkerkamer en wordt door deze via de grote lichaamsslagader (aorta) weer naar het lichaam gevoerd. Het hart is een pomp, die met iedere hartslag (bij volwassenen 60-70 cc) per minuut gemiddeld 41 bloed rondstuwt. Daarnaast beschikt het over een grote krachtsreserve en kan het bij buitengewone krachtsinspanning deze gemiddelde hoeveelheid tot het 7 à 8voudige verhogen. Bij een dergelijke verhoogde arbeidsprestatie doorstroomt het bloed per minuut 5 tot 6 maal het gehele lichaam. Hoewel de hartspier bestaat uit dwarsgestreepte musculatuur, is de werking ervan niet onderworpen aan de wil. De musculatuur van de verschillende afdelingen van het hart is al naar gelang hun taak verschillend ontwikkeld; de boezemspieren zijn het minst, de kamermusculatuur is het meest ontwikkeld, speciaal die van de linkerkamer, omdat deze veel werk moet verzetten.

Wanneer door stuwing in de circulatie de belasting zwaarder wordt, neemt de musculatuur toe in kracht; bij stuwing in de longcirculatie die van de rechterhelft. De hartspier moet om zoveel te kunnen presteren rijkelijk voorzien worden van bloed.Dit gebeurt via de kransvaten van het hart, die rechtstreeks uit de hoofdslagader komen, zodra deze uit de linkerkamer komt. Nog in het gebied van de kleppen vertakken zich hier een linker en een rechter kransader. Voor de verzorging van het hart is 10% van de totale bloedmassa nodig. Het hart heeft zijn eigen zenuwstelsel, het zgn. prikkelgeleidingssysteem; het wordt echter door het vegetatieve zenuwstelsel beteugeld doordat het van daaruit versneld of vertraagd wordt. Het hart is bijzonder gevoelig voor nerveuze invloeden, beperking van de bloedverzorging en ontstekingen.