Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie F
- flatteren
- flatwoning
- flauw
- flauwerd
- flauwerik
- flauwhartig
- flauwhartigheid
- flauwheid
- flauwigheid
- flauwiteit
- flauwte
- flauwtjes
- flauwvallen
- flebile
- flèche
- flecteren
- flectic, flexie
- fleemkous
- fleemster
- fleemtaal
- fleemtong
- fleer
- fleers
- flegma
- flegmaticus
- flegmatiek, flegmatisch
- flemen
- flemer
- flemerij
- flens
- flensje
- flenter
- flep
- fleppen
- flerecijn, flerezijn
- fles
- flesjes-waterpas
- flessebakje
- flesseglas
- flessekoper
- flessemaker
- flessemand
- flessenblazer
- flessenmelk
- flessenrek
- flessentrekker
- flessentrekkerij
- flets
- fletsheid
- fleur
- fleuren
- fleuret
- fleurig
- fleurigheid
- fleuris
- fleurist
- fleuron
- fleus
- Flevo
- flexibel
- flexie, flectie
- flibustier
- flier
- flierefluiter
- flik
- flikflooien
- flikflooier
- flikflooierij
- flikje
- flikken
- flikker
- flikkeren
- flikkerglans
- flikkerij
- flikkering
- flikkerlicht
- flink
- flinkheid
- flintglas
- flip
- flirt
- flirtation
- flirten
- flits
- flitsboog
- flitsen
- flobert
- flobertgeweer
- flodder
- flodderboks, -broek
- flodderen
- flodderkous
- floddermadame, -madam
- floddermijn
- floddermuts
- floep
- floepen
- floer
- floers
- flok