Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie F
- f
- f-sleutel
- f. / F
- F. C. O
- f. o. b
- f°. r°
- f°. v°
- fa
- faal
- Faam
- faas
- fabel
- fabelachtig
- fabeldichter
- fabelen
- fabelleer
- fabliau
- fabricage
- fabricatie
- fabriceren
- fabriek
- fabrieken
- fabrieker
- fabrieksbaas
- fabrieksgeheim
- fabrieksgoed
- fabrieksmerk
- fabrieksplaats
- fabrieksprijs
- fabrieksreglement
- fabrieksschool
- fabrieksschoorsteen
- fabrieksstad
- fabrieksvolk
- fabriekswerk
- fabriekswerkster
- fabriekswet
- fabrikaat
- fabrikant
- fabrikeren
- fabuleus
- façade
- face
- face-à-main
- facet, facette
- facet(ten)oog
- facie
- faciel
- faciliteit
- facit
- façon
- facsimile
- facta
- facteur
- factice
- factie
- factisch
- factitief
- factoor
- factor
- factorij
- factotum
- factum
- factureren
- facturist
- factuur
- factuurboek
- facultatief
- faculteit
- faculteitskleur
- fading
- Fafnir en Regin
- fagot
- Fahr. of F
- Fahrenheit
- faience
- failleren
- failliet
- faillietverklaring
- faillissement
- fair
- fait accompli
- fakier, fakir
- fakkel
- fakkel(op)tocht
- fakkeldans
- fakkeldistel
- fakkelen
- fakkellicht
- falbala
- falconet
- falen
- Falerner
- falie
- faliekant
- falkonet
- falsaris
- falset
- falsificatie
- Fama