Gepubliceerd op 11-11-2021

fles

betekenis & definitie

v. flessen (1 van glas [ook wel van metaal, aardewerk, leer] vervaardigd hol voorwerp inz. met cilindervormige buik en nauw toelopende hals: inz. een kinderzuigfles, een fles wijn; 2 de inhoud ener fles, inz. ener fles wijn; 3 als maat: ⁸/⒑ of ¾ liter);

1. de hals, de buik, de ziel van een fles; met de fles groot brengen;
2. een fles drinken; een fles laten aanrukken;
3. een anker wijn bevat 45 flessen; zegsw. op de fles gaan, zijn, failliet gaan, zijn; nog: nat. de Leidse fles, electriciteitscondensator in flesvorm, uitgevonden door den Leidsen hoogleraar P. van Musschenbroek en Cunaeus in 1746; van de fles houden, aan de drank zijn; Z.-N. fles krijgen, (v. wijn) oud worden; Z.-N. iem. op flessen trekken, voor den gek houden; Z.-N. een fles(je), een drankje.

< >