(= rondgaand schrijven) heeten de gewoonlijk in het Latijn geschreven zendbrieven van den → paus aan de → patriarchen, → primaten, → aartsbisschoppen, → bisschoppen en andere kerkelijke overheidspersonen van de geheele wereld of van een bepaald land. Zij worden genoemd naar de beginwoorden van den tekst, b.v. → Rerum Novarum, → Quadragesimo Anno. De autoriteit der encyclieken is verschillend naar gelang hun inhoud; onfeilbare dogmatische beslissingen worden echter hoogst zelden in dien vorm gegeven. De voornaamste encyclieken van de laatste pausen worden hieronder vermeld; de meest aangehaalde worden onder hun beginwoorden afzonderlijk besproken.
Paus Leo XIII
Aeter’ni Pa’tris Unige’nitus over de Christelijke Wijsbegeerte (1879),
Arca’num divi’nae sapien’tiae over het Christelijk Huwelijk en het Gezin (1880),
Diutur’num il’lud over den oorsprong van het wereldlijk gezag (1881),
Auspica’to over Sint Franciscus en zijn Derde Orde (1882),
Huma’num ge’nus over de Vrijmetselarij (1884),
Immorta’le De’i over den Staat (1885),
Re’rum nova’rum over de Sociale kwestie (1891),
Providentis’simus De’us over de H. Schrift (1893).
Paus Pius X
Pascen’di tegen het Modernisme (1907).
Paus Benedictus XV
Pa’cem De’i mu’nus over den vrede (1920),
Spi’ritus Para’clitus over de onfeilbaarheid van de H. Schrift (1920).
Paus Pius XI
U’bi arca’no De’i over den vrede van Christus in het Rijk van Christus door de Katholieke Actie (1922),
Quas Pri’mas over Christus’ Koningschap (1925),
Re’rum Eccle’siae over de Missieactie (1926),
Morta’lium A’nimos over de ware Eenheid van Godsdienst en de beginselen der Hereeniging (1928),
Mens nos’tra over het Retraitewerk (1929),
Divi’ni illi’us magis’tri over de Christelijke Opvoeding (1929),
Cas’ti Connu’bii over het Huwelijk (1930),
Quadrage’simo An’no over de maatschappelijke ordening (1931),
Ad Catho’lici Sacerdo’tii over het Priesterschap (1931),
Non abbia’mo bisog’no over de Katholieke Actie (1931),
Vigilan’ti Cu’ra over de film (1936),
Divi’ni Redempto’ris over het Communisme (1937),
Mit brennender Sorge over het Nationaal-Socialisme (1937),
In gra’vis gen’tibus ma’lis over den H. Rozenkrans van Onze Lieve Vrouw (1937).