Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Recht

betekenis & definitie

Recht. - Te goeder trouw in subjectieven zin is hij, die zich niet ervan bewust is, dat er (juridisch) iets niet in orde is, hetzij met zijn eigen gedrag, hetzij met de personen, met wie, of met de omstandigheden, waaronder hij handelt. Te kwader trouw is hij, die dit bewustzijn wel bezit.

G. t. wordt steeds verondersteld; wie eens anders kwade trouw beweert, moet deze bewijzen (Ned. B.

W. art. 2002, Belg. B.

W. 2268). Over het algemeen geldt in het burgerlijk recht de regel, dat g. t. wordt beschermd, d.w.z. dat hij, die onbewust civiel-rechtelijk niet „en règle” is, hiervan geen nadeelige gevolgen ondervindt.Bij uitstek belangrijk is het bezit te goeder trouw. Bezitter te goeder trouw is hij, die zich eigenaar eener door hem bezeten zaak waant. Op voorwaarde, dat dit bezit een zeker aantal jaren ongestoord duurt, wordt deze waan ten slotte werkelijkheid, zelfs al heeft hij, die de zaak te goeder trouw verkreeg, zijn vergissing ten slotte bemerkt (Ned. B.W. art. 2003, Belg. B.W. 2269). Deze wijze van eigendomsverkrijging heet → verjaring.

De verjaringstermijn is niet altijd dezelfde. T.a.v. onroerende goederen en in schulden-niet-aan-toonder geldt, indien dezelve krachtens een wettigen titel verkregen zijn, een verjaringstermijn van 20 jaar. Na verloop van 30 jaar kan van den bezitter te goeder trouw zelfs niet meer verlangd worden, dat hij zijn titel vertoont.

In objectieven zin. G.t. is ook van belang in het contractenrecht, doordat art. 1374 in het Ned. B.W. en art. 1134 Belg. B.W. bepaalt, dat overeenkomsten te g. t. moeten worden ten uitvoer gebracht. Bij de hierbedoelde g. t. in objectieven zin is geen sprake van een gezindheid van partijen, maar van zekere ongeschreven regelen van fatsoen en billijkheid, die ieder bij vervulling zijner contractueele verplichtingen moet in acht nemen. Door een beroep op deze g. t. te doen, kan men zich veelal met succes verweren tegen een chicaneuze wederpartij, met wie men een overeenkomst heeft aangegaan. Stoop.