Coadjutor - (Lat., = helper) in het Kerkelijk Recht:
1° de aan een pastoor toegevoege hulppriester (zoowel vicarius adjutor als vicarius cooperator van den C.I.C. can. 475 en 476).
2° De plaatsvervanger van een kanunnik (vooral in Rome en verder in Italië, met het recht van opvolging).
3° De ambtshelper, dikwijls met het recht van opvolging, aan een bisschop (→Bisschop-coadjutor), apostolisch vicaris, apost. prefect, abt, gegeven.
Schweigman.