Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bisschop

betekenis & definitie

Bisschop - is een prelaat, die toegerust met de volheid van het priesterschap krachtens de rechtsmacht (jurisdictie), die door de instelling van Christus aan zijn ambt is verbonden, een bepaald deel der Kerk (zie Bisdom) in vereeniging met en afhankelijkheid van den paus als Herder bestuurt (C.I.C. can. 329 § 1, 334 § 1). Iedere b. is de opvolger der Apostelen; niet van een bepaalden Apostel en ook niet in de bijzondere, persoonlijke volmachten, die de Apostelen van Christus hadden ontvangen, maar inzoover hij deel uitmaakt van het college der gezamenlijke b., dat in ononderbroken opeenvolging het college der Apostelen in de gewone macht, hun door Christus als Herders der Kerk geschonken, voortzet (zie Monarchisch episcopaat).

De resideerende (diocesaan-) b. bezit een dubbele macht:

1°de volledige wijdingsmacht (potestas ordinis), waardoor hij alle Sacramenten en Sacramentalia kan toedienen en de liturgische functies, waarbij staf en mijter gebruikt worden (pontificalia), kan uitoefenen (can. 337). Deze macht, die door iedere geldige bisschopswijding wordt ontvangen en niet verloren kan gaan, kan dus ook geldig worden uitgeoefend door b., die wel geldig gewijd, doch niet in vereeniging met den paus zijn (Grieksch-Schismatieken, Oud-Katholieken); de geoorloofde uitoefening is echter afhankelijk van de rechtsmacht. De Anglicaansche b. bezitten geen wijdingsmacht, omdat zij geen geldige wijding hebben ontvangen.
2°De rechtsmacht waardoor zij hun bisdom als onmiddellijke Herders besturen, doch in afhankelijkheid van den oppersten Herder, den paus. Als zoodanig kunnen zij, naast de algemeene kerkelijke wetten, voor hun bisdom aanvullende wetten uitvaardigen, doch zonder bijzondere volmacht (faculteit) niet in een algemeene wet dispenseeren (can. 335, 81); zijn ze in geestelijke rechtszaken rechter in eerste instantie (can. 1572 § 1) en kunnen ze den overtreders van kerkelijke wetten geestelijke of sommige tijdelijke straffen opleggen (can. 2220—2222); verder valt hieronder de bestuurs- of uitvoerende macht, krachtens welke zij de onderhouding der kerkelijke voorschriften moeten bevorderen, tegen misbruiken moeten waken, toezicht moeten uitoefenen op hun onderhoorigen en op het beheer der kerkelijke goederen, nieuwe kerkelijke ambten en beneficies kunnen oprichten en vergeven (can. 336) enz.; eindelijk ook het leeraarsambt, want al zijn de afzonderlijke b. niet onfeilbaar, zij zijn toch de met gezag bekleede dragers van het kerkelijk leeraarsambt (can. 1326) en hebben als zoodanig tot taak het geloofsonderricht te regelen en voor de zuiverheid van het geloof te waken. — Deze rechtsmacht, die eerst ingaat met de inbezitname van den bisschoppelijken zetel (zie Intronisatie), ontvangt de b. volgens de meer gangbare opvatting niet onmiddellijk van God (zooals de paus), maar door de pauselijke aanstelling en zending (can. 109) en ze kan dan ook door den paus worden beperkt of zelfs hem geheel worden ontnomen.

Bijzondere verplichtingen van den b. zijn: de zie residentieplicht (can. 338), op Zon- en feestdagen (ook afgeschafte) de H. Mis voor zijn onderhoorigen te lezen (appliceeren; can. 339), om de 5 jaar verslag uit te brengen aan den H. Stoel omtrent den godsdienstigen en zedelijken toestand van het bisdom en de graven (limina) der Apostelen Petrus en Paulus te bezoeken (visitatio liminum; can. 340—342), en telkens in den loop van 5 jaren zelf of door een vertegenwoordiger een visitatie te houden in het geheele bisdom (can. 343—346).

zie Titulair-bisschop; zie Wijbisschop; zie Bisschop-coadjutor.

W. Mulder.

De bisschop heeft het recht zijn geloovigen de Katholieke leer voor te houden en elke dwaling af te weren. Daarom kan hij binnen zijn jurisdictiegebied bepaalde boeken of geschriften veroordeelen en de lezing ervan ontzeggen aan zijn geloovigen.

Ingevolge de bisschoppelijke kerkinrichting mag geen enkel Sacrament in een bepaald diocees toegediend worden zonder rechtstreeksche of middellijke toestemming van den bisschop, die de volheid van de wijdingsmacht bezit, in zooverre, dat niemand zonder zijn tusschenkomst de Sacramenten toedienen kan. Verder is de verkondiging van de Katholieke leer ondergeschikt aan zijn gezag, hetzij deze prediking door geschrift of door woord geschiedt. De bisschop geeft toelating om te preeken, toelating om boeken te publiceeren, welke met godsdienstkwesties in verband staan, ten minste, wanneer deze door geestelijken opgesteld werden. Hij beslist over de wijze, waarop godsdienstonderricht gegeven wordt aan de kinderen op school, enz.

Maes.

Bisschoppen in Prot. Kerken. Bij hun afscheiding van de Moederkerk hebben zoowel de GriekschSchismatieke als ettelijke Protestantsche kerken den titel en het ambt van bisschop bewaard. Nochtans wordt daaraan door deze afgescheidenen onderling geheel uiteenloopende beteekenis en jurisdictie toegekend. Het dichtst bij de Katholieke opvatting staan de Grieksch-Orthodoxen (Schismatieken); zie over hen Silbernagl-Schnitzer, Verfassung und gegenwärtiger Bestand sämtlicher Kirchen des Orients (Regensburg 1904).

Voor de Anglicaansche kerk raadplege men Phillimore, Ecclesiastical Law in the Church of England (1895); voor de Evangelische kerken in Duitschland Hauck’s Realencyklopedie f. Prot. Theologie u. Kirche (III 1897). Ook de nationale Prot. kerken van Denemarken en Zweden, en de Baptisten, Methodisten en Mormonen in de Ver. Staten bezitten nog bisschoppen; over deze zie The Catholic Encyclopedia op de betreffende woorden.

Door het streven naar eenheid bij de niet-Kath. kerken is in den jongsten tijd de bisschoppenkwestie actueel geworden. De 3e en 6e Lambethconferentie (1888 en 1920) eischten het bisschopsambt als voorwaarde voor hereeniging. Op latere hereenigingscongressen (Genève en Lausanne) kwam men nog niet tot een overeenkomst. De Orthodoxen en Anglicanen zijn er voor; de Luthersche en Gereformeerde kerken verwerpen het.

De eersten zien in den b. den plaatsbekleder van Christus, de laatsten alleen den gevolmachtigde der gemeente. Vele Prot. erkennen het bisschopsambt als een instelling der oude kerk, naar den geest van den Bijbel. De Duitsche Hochkirchliche Bewegung streeft ook naar zijn herstel en dat der apostolische opvolging. De politieke gebeurtenissen in Duitschland van den laatsten tijd hebben dit streven veel algemeener gemaakt om daardoor een van den Staat bevrijde kerk te verkrijgen.

Lit.: H. Mulert, Bischöfe für das evang. Deutschland (1921); Pfeilschrifter, Die kirchl. Wiedervereinigungsbestreb. der Nachkriegszeit (1923).

Gorris/J. Sassen.