Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Den

betekenis & definitie

Den - (Pinus), ook pijn genoemd, is een naaldboomgeslacht van de familie der Pinaceae. Met een 70-tal soorten bewoont hij het Noordelijk halfrond.

Reusachtig groote gebieden der gematigde streken in Amerika, Azië en Europa zijn er mee bedekt. Deze altijdgroene boomen bestonden reeds in overoude tijden en men neemt aan, dat het barnsteen van Pinussoorten afkomstig is. De nuttige hoedanigheden der dennen zijn zeer talrijk. Het hout is bijzonder geschikt voor bouwwerken, scheepsbouw, kolenbranderijen en brandhout.

In den volksmond worden de namen den en spar veelal verwisseld en beurtelings aan bijna alle naaldboomen gegeven. In den houthandel heet het hout van Pinus grenenhout, terwijl dennenhout afkomstig is van Abies pectinata (Schwarzwalddennen).

De bast levert looistof. Verder wint men hars, terpentijn, teer, pek en olie. Ook de naalden, kegels en wortels zijn van nut. De naalden staan in groepjes van 2 tot 5 bijeen en zijn een beetje hoekig. De belangrijkste soort is wel de tweenaaldige P. silvestris, de grove den, ook genaamd pijn, in Noord-Brabant en de Kempen mast; het is de hoofdhoutsoort der naaldhoutbosschen in onze streken; van de 250 000 ha bosch in Nederland zijn 150 000 ha grove den. De grove den is een echte lichthoutsoort, verdraagt zeer weinig schaduw, stelt geringe eischen aan bodemkwaliteit en is daarom de verreweg meest gebruikte houtsoort voor bebossching van arme heidegronden.

Van belang is bij den boschaanleg de herkomst van het zaad; veel mislukte grove-dennenbosschen zijn afkomstig van zaad uit landen met klimaat, sterk van het onze verschillend. De aanplant geschiedt met eenjarig of tweejarig verspeend plantsoen. De grove den levert reeds op jeugdigen leeftijd mijnhout, boerengeriefhout, op ouderen leeftijd paal- en zaaghout. Voor den boschbouw in onze streken is het de houtsoort met de grootste economische beteekenis. Deze boom wordt tot 40 meter hoog en heeft naalden van 8 cm lang. Het is de aangewezen soort om als onderstam voor de veredeling van 2-naaldige dennen te dienen.

De bergden, P. montana, treft men tot 2700 meter hoog in de gebergten aan, en in drie groeivormen, nl. als hoogstam tot ong. 25 meter, als halfstam en in struikvorm en dan vaak liggend. Deze soort is ook winterhard, zeer harsrijk en wordt gebruikt voor boschaanleg. Vele vormen worden als sierplant gebruikt. Uit Zuid-Oost-Europa en West-Azië stamt de zwarte den, P. nigra (syn. P. laricio, nigricans of austriaca), die op kalkrijke gronden het best groeit. Dit is een prachtige boom tot 50 meter hoog, met slanken stam, zeer harsrijk en de beste voor terpentijn winning.

Het hout wordt speciaal voor scheepsbouw gebruikt. Voor bebossching van zeeduinen en zandverstuivingen wordt veel gebruikt gemaakt van Oostenrijksche (P. Laricio austriaca) en Corsicaansche den (P. Laricio corsicana), die beter dan grove den den zeewind verdragen, evenals de zeeden. Deze boom, ook heksenmast genaamd, P. pinaster (maritima) uit Italië en Frankrijk, levert de zgn.

Fransche terpentijn, en heeft een roodbruin getinte schors en 20 cm lange naalden; hij is vorstgevoelig. Van de Zuid-Oost-Europeesche P. Pinea leveren de zaden olie. Ook worden ze gegeten. Vertegenwoordigers der 2-naaldige dennen in Japan zijn P. Thunbergia en P. densiflora, in China P. massoniana, op Borneo P. merkusii.

Noord-Amerikaansche soorten zijn P. virginiana, P. echinata, P. Banksiana, P. resinosa, P. pungens, (wordt gebruikt voor boschaanleg), P. contorta en P. muricata.

Drienaaldig zijn o.a. P. canariensis, een mooie boom van de Canarische Eilanden, P. Bungeana uit China en de Noord-Amerikaansche P. taeda, die aldaar groote wouden vormt en terpentijn en goed bruikbaar hout levert. P. coulteri heeft kegels van 40 cm lang en 2 kilo zwaar, terwijl P. Engelmanni naalden tot 40 cm lengte bezit. Beide zijn Amerikaansch. De Mexicaansche vijf-naaldige P. Montezumae is een mooie woudboom, die lange naalden en groote kegels bezit en goed hout en veel hars levert.

Alle bovenvermelde soorten behooren tot het ondergeslacht Pinaster. Tot de tweede groep Strobus behoort de Weymouth-den, P. strobus, een prachtige tot 50 meter hooge woudboom in Canada, die goed bruikbaar hout en veel terpentijn levert; hij wordt gebruikt voor bebossching. In den Himalaja groeit de mooie P. excelsa met naalden van 18 cm en kegels van bijna 30 cm lang.

De arve, P. cembra, is de eenige 5-naaldige den in Europa. Hij bewoont de Alpen en de Karpaten tusschen 1500 en 2500 meter boven den zeespiegel en wordt 20 meter hoog. Daar het hout vrij van hars is, wordt het vooral in Tirol veel voor meubel- en snijwerkhout gebruikt. De zaden worden ook gaarne gegeten en leveren tevens een goedsmakende olie. Evenals de meeste dennenvariëteiten worden ook de vormen van P. cembra veel als sierplant gekweekt.

Bouman.