coadjutor
...
Van Dale Uitgevers (1950)
(Lat.), m. (-en, -s), 1. helper of plaatsvervanger van een bisschop ; vaak met recht van opvolging ; hij heeft bisschoppelijke waardigheid; 2. hulppriester.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)
[eigenlijk, (en in België nog algemeen gebruikt voor) hulppriester. Meestal gebruikt voor bisschoppelijk Coadjutor], degene die tot hulp of plaatsvervanging van een diocesaan bisschop is aangesteld, dikwijls met recht van opvolging. Heeft hij dit niet, dan noemt men hem → Auxiliair of hulpbisschop. In België is het onderscheid...
Prof. dr. J.C. Groot (1955)
is iedere priester die een pastoor bijstaat in de zielzorg. Meer in het bijzonder wordt deze naam gegeven aan een bisschop, die een diocesaan bisschop bijstaat of vervangt omdat deze wegens hoge leeftijd of ziekte niet in staat is zijn ambt volledig uit te oefenen. Een bisschop-coadjutor heeft dikwijls het recht van opvolging.
Winkler Prins (1949)
bijgevoegde titel van bisschop of abt, die een andere bisschop of abt terzijde staat en hem daarna meestal opvolgt.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: