Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

WIJSBEGEERTE

betekenis & definitie

of philosophie. Terwijl wiskundigen, natuurkundigen en andere beoefenaars van een vakwetenschap gewoonlijk overeenstemmen over de bepaling van hun vak, ontbreekt deze overeenstemming omtrent de bepaling van wijsbegeerte onder philosophen.

Wat wiskunde, wetenschap of kennen is, wordt niet met wiskunde zelf uitgemaakt, maar wat wijsbegeerte is, is zelf een hoogst wijsgerige vraag. Met de beantwoording daarvan heeft men reeds van de aanvang af zijn houding en instelling bepaald.Wijsbegeerte is geen vakwetenschap naast andere vakken, maar beweegt zich toch wel op het terrein van kennen en weten. Wordt in de definitie van wijsbegeerte gezegd, dat zij een wetenschap of een kennen is, dan blijkt, dat wijsgerig weten niet geheel gelijk maar analoog is aan het weten der vakwetenschappen, die steeds over afgebakende sectoren van weetbaarheid handelen. Met wijsbegeerte wil men weten wat weten is, waarin en waarom iets kenbaar is. Men wil in wijsbegeerte kortom alles weten of kennen in zover het uiteindelijk kenbaar is. Traditioneel is de bepaling van wijsbegeerte; een door de natuurlijke mensenrede verkregen inzicht in de diepste gronden van het zijn van al wat is. In deze definitie is al opgenomen, dat de werkelijkheid of het diepste zijn van alles kenbaar is (zie Kennis). Van de vakwetenschappen verschilt de wijsbegeerte, doordat die wetenschappen niet over alles handelen en niet tot de diepste gronden boren; van de openbaringswetenschap (bovennatuurlijke theologie) doordat wijsbegeerte een door de natuurlijke mensenrede verworven inzicht beoogt.

Daar het menselijke kennen verloopt in een concrete bestaanseenheid van het zintuiglijke waarnemingsplan en dat der menselijke rede, die zich boven de stoffelijke ervaring der zintuigen verheft, zal het derhalve zowel een ervaringsmoment (a posteriori) bevatten alsook een moment van de rede, die als vermogen tot algemeen wezensinzicht aan alle ervaring voorafgaat (a priori).

De wijsgerige richtingen van sensisme en empirisme meten dit ervaringsmoment breed uit en ontzeggen aan de menselijke rede een inzicht in het wezen en zijn; idealisme daarentegen meent in de idee heel de wet van wezen te doorschouwen en de ervaringsgegevens uit de idee te zien voortkomen; neo-positivisme herleidt alle weetbaarheid tot het gezichtspunt van het principieel-meetbare. Verschillende richtingen van een levensphilosophie (ook sommige soorten van existentialisme) leggen het philosopheren in een sfeer, waar men niet meer vertoeft bij begrippen en het inzicht der rede; philosopheren verloopt daar, waar men bewust, onderbewust en onbewust kent, voelt en ervaart, waar men „leeft in de wereld”.

Wijsbegeerte wordt vaak beoefend in aansluiting bij een grote figuur of school: Plato, Aristoteles, Scholastiek, St. Thomas van Aquino, Kant, Hegel, Marxisme enz. Degenen, die menen enig wijsgerig inzicht in de diepste werkelijkheid van alles te kunnen verkrijgen, noemen dit vaak metaphysica of ontologie, welke namen soms weer anders gebruikt worden. De natuurlijke theologie of Godsleer, daarbij behorend, is dan een redelijk inzicht van de werelddingen in zover zij wijzen naar God als laatste grond en doel. Natuurphilosophie is een wijsgerige beschouwing over de stoffelijke wereld; epistemologie of kenleer behandelt de vraagstukken van de objectiviteit van het kennen, waarmee een philosophie der exacte en andere wetenschappen nauw verbonden gaat. Wijsgerige anthropologie ziet de mens in zijn diepste structuur; een wijsgerige psychologie bestudeert het levensbeginsel in de stoffelijke wezens en de vermogens daarvan.

De ethiek handelt over de zedelijke normen en gedragingen. Volgens de verdedigers van een metaphysica dienen al deze gebieden in het inzicht van het werkelijke zijn samengevat te worden. Volgens anti-metaphysici moeten verschillende van deze gebieden worden geschrapt; een ethiek wordt dan ofwel op een algemeen gevoelen, op traditie, op economische of sociale verhoudingen gefundeerd, of geheel autonoom gesteld en onherleidbaar.

H. RO.