Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

THEOLOGIE

betekenis & definitie

(Gr.: tlieos, God, logos, leer) is die menselijke bezinning, die de werkelijkheid van God zelf tot voorwerp heeft. Daar deze werkelijkheid, die heel Gods heilsplan met de mensheid in zich sluit, wegens diepgaande verborgenheid slechts door vrije zelfopenbaring van God gekend kan worden, is echte theologie slechts mogelijk op grond van goddelijke mededeelzaamheid.

De zgn. natuurlijke godsleer is dan ook eigenlijk geen leer over God zelf, doch over de structuur, oorsprong en eindbestemming van het geschapen zijnde: zij is geen theologie maar wijsbegeerte. Echte theologie veronderstelt geloof en dient van begin tot eind in de geloofssfeer betrokken te blijven, wil zij haar opdracht getrouw blijven.

Zich richtend naar de woorden en begrippen, waarvan God zich in zijn openbaring heeft bediend, verdiept zij zich in de levende werkelijkheid van Gods voortgaand heilshandelen, waarheen woorden en begrippen verwijzen, om deze in heel haar samenhang en rijkdom dieper te leren verstaan. Dit is geen vrijblijvende bezigheid der Kerk, doch plicht van dankbaarheid jegens de haar toevertrouwde geloofsschat, welke zij in voortgaande verwerkelijking in haar leven te integreren heeft.

In haar liefdevolle aandacht voor de geloofswerkelijkheid is de theologie aldus een voorspel van het gelukkigmakend schouwen van God.Als menselijke bezinning moet zij gebruik maken van het menselijke denken, dat altijd in een of andere vorm een wijsgerig denken is. Maar heel dit denken moet in gehoorzame trouw de lijnen volgen van Gods openbaring, zich voegen in de daar gegeven samenhangen, eigen vermeende inzichten prijsgeven voor het zicht dat God biedt. Nooit mag het zich zelf tot maatstaf van waarheid verheffen. Dit is de zin van het bekende gezegde, dat de wijsbegeerte slechts als dienstmaagd in de theologie fungeren kan. De verleiding blijft groot om niettemin eigen wijsgerige bedenksels de boventoon te laten voeren en te verruilen met de geopenbaarde heerlijkheid Gods. Grote waakzaamheid zal dus in dezen geboden zijn en alleen Gods H.

Geest za. in laatste instantie dit gevaar kunnen bezweren. Daarom dient theologie altijd te geschieden in de veilige bedding der Kerk, die in haar gelovig denken en leren door Gods Geest naar trouwe gehoorzaamheid geleid wordt.

Als bezinning op de werkelijkheid van Gods heilshandelen is theologie een denken vol persoonlijke geïnteresseerdheid, daar hierbij de rijkdom en zin der eigen toekomst in het geding zijn. Zij kan niet als een willekeurig vak naast andere vakken gedoceerd worden, ook al heeft zij in uiterlijke gestalte het wetenschapskarakter met andere vakken gemeen. Als weten omtrent de diepste zin des levens overtreft zij alle wetenschappen in waarde, terwijl zij, in zover zij trouw blijft aan Gods openbaring, in God een grond heeft van zekerheid, waardoor zij alle andere wetenschappen inzake zekerheid diep in de schaduw stelt. Dit is het sacrale karakter der H. Godgeleerdheid, dat haar een onvermijdelijke apartheid en eenzaamheid verleent.

In haar wetenschappelijke gestalte wordt theologie vooral beoefend door hen, die daartoe opdracht ontvangen hebben, en is zij een belangrijk instrument in dienst van de dogmatische ontwikkeling (zie Dogma en Dogmageschiedenis). Als geloofsbezinning is zij plicht van iedere gelovige, die immers niet achteloos aan de hem persoonlijke door God verleende rijkdom mag voorbijgaan. In zover is er plaats voor een theologie van de leek naast de meer officiële vaktheologie der daartoe geroepen theologen.

Zich richtend naar Gods woord in zijn schriftelijke en mondelinge gestalte, moet de speculatieve theologie steeds opnieuw weer luisteren naar de oorspronkelijke zin van Schrift en traditie (exegese, bijbelse theologie, patrologie), waarbij zij het veilige spoor van het kerkelijk verstaan te volgen heeft (conciliegeschiedenis). ïn haar dynamiek van steeds dieper willen verstaan, waarbij zij op aarde nooit tot een definitieve afsluiting komt, mag zij zich nooit eenzijdig vastleggen op genomen dogmatische beslissingen (zodat de naam „dogmatiek” minder gelukkig is), doch dient zij alle gegevens, ook die uit liturgie en kerkelijk recht, uit geschiedenis en uit gebed, te benutten, om de levende werkelijkheid steeds meer op het spoor te komen. Zo maakt de gelovige bezinning op de inhoud der goddelijke openbaring gebruik van al die wetenschappen, die positieve theologie genoemd worden. Zelf omvat zij echter ook de moraal waarvan de pastoraal-theologie een op de praktijk der zielzorg gericht onderdeel is met nog niet nauwkeurig omschreven inhoud. j. c. G.