Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

METAPHYSIEK

betekenis & definitie

is de naam, sinds de Middeleeuwen gegeven aan de „eerste filosofie”, die volgens Aristoteles het zijnde als zijnde, of ook wel hetgeen boven de zijnden der ervaring uitgaat, behandelt. In verband met onderscheiden wijsgerige opvattingen krijgt metaphysiek genuanceerde betekenissen.

Metaphysiek in thomistisch perspectief stelt de vraag naar grond en zin van de zijnden als zijnden. De algemene ontologie ontdekt als die grond het zijn-zonder-meer (esse commune), waaraan ieder zijnde op particuliere wijze deel heeft.

Maar dit zijn-der-zijnden wijst boven zichzelf uit naar een volkomen transcendente en daarom ook vrije (en scheppende) beeld-, werk- en doeloorzaak der zijnden: het op-zichzelf-zijnde of Subsistente Zijn, wiens Wezen zelf het Zijn is. Vandaar dat de ontologie uitmondt (via de Godsbewijzen ) in de „natuurlijke” godskennis . Want hoewel de metaphysicus niet weet, wie degene is, naar wie hij verwijst als het „Subsistente Zijn” — omdat zijn begrippen te kort schieten, ontleend als ze zijn aan de eindige zijnden (zie Analogie) -, weet hij toch dat de oneindige Waarheid, Goedheid en Schoonheid, die hij als zelfbewuste en vrije oorzaak moet aanvaarden hoewel hij zijn Wezen niet kent, geen ander kan zijn dan de Persoon, die door de gelovige wordt aanbeden en aangesproken als „Mijn God en mijn Al”.De christelijke Openbaring veronderstelt bij de mens een zekere openheid voor God, die door de zonde niet totaal te niet gedaan is. Hoe verduisterd de rede ook mag zijn, zij kan — in eenheid met gevoel en wil — opklimmen tot het inzicht, dat mens en wereld moeten voortkomen uit een bovenwereldlijke Oorsprong, waaraan wij kennis en liefde niet mogen ontzeggen, al blijft zijn Wezen voor de rede een mysterie. De metaphysica is de reflexie op deze menselijke grondovertuiging in de vorm van critisch verantwoord wijsgerig onderzoek. Daarom moet de gelovige zich hoeden niet alleen voor overschatting der metaphysica — als zou zij de Openbaring overbodig maken —, maar ook voor onderschatting der metaphysica als zou zij in geen enkele betrekking staan tot de God der Openbaring. Metaphysisch denken, dat reiken kan tot het stellen van de vraag naar het Godsbestaan, en dat in dit vragen de zekerheid heeft dat het zijnde als zijnde verwijst naar de in zijn wezen voor de natuurlijke rede onbekend blijvende God, is een eerste en fundamentele gave, die God de mens heeft meegegeven door de schepping en die door de zonde niet is vernietigd. j. p.

< >