Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

EIGENDOM

betekenis & definitie

is de bevoegdheid te beschikken over zakelijke goederen en rechten. Deze komt aan het redelijk schepsel toe ten opzichte van het redeloze, dat zichzelf niet ten doel kan zijn, maar gemaakt is om het hogere, de orde van de geest, te dienen.

De mens daarentegen heeft krachtens zijn redelijke aard en persoonlijkheidskarakter geschiktheid voor zelfbestuur en neiging naar zelfverzorging bij het nastreven van zijn eigen geluk. Het aldus te funderen privaatbezit is dan onder sociaal opzicht noodzakelijk, omdat daarin behalve een beginsel van orde en rust de sterkste prikkel tot inspanning en ondernemingszin gelegen is.Het privaatbezit zowel van consumptieve als van productieve goederen, dat op vele plaatsen van de H. Schrift blijkbaar wordt verondersteld en gerechtvaardigd, werd reeds door de meeste theologen van de vroegere eeuwen erkend te zijn iets van Gods oorspronkelijke instelling en niet maar een noodzakelijk kwaad en gevolg van de zondeval. Na het optreden van St. Thomas vooral (13de eeuw) is het algemeen aanvaard als een der grondinstellingen der katholieke maatschappijleer, in de laatste eeuw nog bijzonder bevestigd tegenover het collectivistische socialisme (o.a. in Rerum Novarum). Opvattingen naar welke het persoonlijk karakter van de eigendom niet voldoende tot zijn recht kwam, voerden nog tot een scherpe afwijzing in Quadragesimo Anno, die stelde dat de eigendom zowel een individueel als sociaal karakter heeft en dat geen dezer beide facetten voor het andere mag worden verwaarloosd. Ook werd daarbij nadrukkelijk een zgn. „arbeidsloos inkomen” uit eigen bezit geoorloofd verklaard.

Maar omdat de eigendom zoals de gehele mens aan het sociale belang ondergeschikt is, heeft de overheid tot taak hem te omschrijven, te ordenen en te beperken; de staat schept de eigendom niet, maar geeft er zijn juridisch karakter en bovendien zijn concrete vorm aan door wetten en voorschriften. Ook kan de overheid dooi billijke belastingen en door onteigening of inbeslagneming ingrijpen.

De eigendom is dan ook geen star, onbeweeglijk begrip, maar van nature veranderlijk naar de eisen van het algemeen belang; ook zijn de wereldbeschouwelijke inzichten van een bepaalde tijd of overheid hier van grote invloed. In de laatste 60 tot 70 jaren is ons aanvankelijk individualistisch eigendomsrecht, aan de Code Civil ontleend, geheel in sociale vorm omgebouwd. In sommige wetgevingen is zelfs het gevaar van „uitholling” van de eigendom niet denkbeeldig gebleken.

Op zichzelf zijn de goederen niet voor bepaalde individuen geschapen, maar ten bate van de mensheid in haar geheel. Hierop berust dan ook de katholieke moraalleer, dat men die delen van zijn eigendom, die geen redelijk persoonlijk doel meer dienen, door giften en aalmoezen of door investeringen, die anderen ten goede komen, ten algemenen nutte of voor de evenmens heeft te besteden. Hunnerzijds echter kunnen de individuele behoeftigen geen strikt recht op deze „overvloed” doen gelden, zoals door sommige radicalen werd beweerd, tenzij dan in gevallen van uiterste nood. Wel steunt hierop de bevoegdheid van de overheid in bepaalde omstandigheden regulerend in de bezitsverhoudingen in te grijpen (zie ook Bezitsvorming).

F. w.