Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Jonas

betekenis & definitie

('jo:nas) m. kleine profeet, VIIIste eeuw v. K.; zijn geschiedenis (boetepreek te Ninive, verblijf in de buik van een vis) wordt in de Profetie van Jonas verhaald. Gez. er is een aan boord, gezegd van iemand die gewoonlijk ongelukkige reizen doet; met iemand spelen, hem in een deken leggen, omhoog wippen, weer opvangen, nog eens omhoog wippen enz.; voor een spelen, verdrinken; zitten te kijken als in de walvis, benauwd, bedrukt zitten te kijken. → lot.