('in) (hield in, heeft ingehouden)
1. in zich houden, bevatten : hoeveel houdt dat vat in?
2. als inhoud hebben : wat houdt die brief in? Syn. → behelzen.
3. bedwingen : hei paard met de toom -; zijn drift, zijn gramschap, zijn lach, zich -; zijn tong -. → adem.
4. niet uitbetalen, achterhouden : loon -. Syn. → afhouden.
5. in het lichaam houden : de zieke kan niets meer -.