Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

haat

betekenis & definitie

m. [~ Lat. calamitas, schade]

1. [betreffende een of meer personen] diepe afkeer en vijandelijke gezindheid : een bittere, dodelijke tegen iemand opvatten, voeden; iemand toedragen; - en nijd doet hem zo speken; blinde -, die voor niets terugdeinst. Syn. hekel, vijandschap. Tgst. → liefde.
2. [betreffende een of meer zaken] afgekeerdheid : een onverzoenlijke tegen al die gebruiken.

< >