(gә'wijt) bn.
1. door een wijding geheiligd: -e priesters; de -e band van het huwelijk.
2. Kat. volgens de gebruiken der Kerk gezegend: brood, water; -e aarde, grond.
3. met godsdienst of Kerk in verband staande: -e liederen; -e muziek; een redenaar; -e poëzie; de -e geschiedenis, bijbelse geschiedenis: een -e handeling, kerkplechtigheid.
4. plechtig en heilig: een -e stond.