Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

huwelijk

betekenis & definitie

('hu:wələk) [~ Got. heiwa, huis]

I. o. (-en)
1. Eig. plechtigheid waarbij man en vrouw tot wettig samenleven verbonden worden : een aangaan, doen, sluiten, stuiten; iemand ten vragen, geven, nemen; een fortuin ten (mede)brengen; een inzegenen, voltrekken; een uit liefde; een geheim -; een geldig, (on)wettig -.

Gez. burgerlijk -, op het raad- of stadhuis gesloten; de -en worden in de hemel gesloten, zijn Gods werk; gelijk -, tussen personen van dezelfde stand; bij prokuratie, bij volmacht, met de handschoen, waarbij een der beide kontraktanten door een gevolmachtigde vertegenwoordigd is; met de linkerhand, met een vrouw van lagere stand; kerkelijk -, huwelijk, als een der zeven sakramenten, in de kerk gesloten. → morganatisch huwelijk.

2. Metn. toestand van gehuwd te zijn : in het treden ; zich in het begeven ; een laten wettigen, ontbinden; een Leuvens [van iemand die nog te Leuven studeert], onberaden, lichtvaardig huwelijk. Syn. echt.

II. bn. van het huwelijk : de -e staat.

Enc. Het kerkelijk huwelijk valt onder de bepalingen van het Kerkelijk Wetboek, het burgerlijk huwelijk onder die van het Burgerlijk Wetboek.

1. het Kerkelijk Wetboek noemt onder de beletselen die het huwelijk ongeldig maken, o. a. de → bloedverwantschap in de verboden graden, d. i. in de rechte lijn alle graden, in de zijlinie alle graden tot en met de derde, en verder de geestelijke verwantschap. De Kerk berekent, naar het gebruik der oude Germanen, het aantal graden naar het aantal geboorten, waardoor één der bloedverwanten van de stam verwijderd is. Vóór het voltrekken van het kerkelijk huwelijk moeten huwelijksafkondigingen geschieden door de pastoor der huwenden op drie achtereenvolgende zon- of feestdagen van verplichting, onder de H. mis of andere druk bezochte godsdienstoefeningen. Het huwelijk zelf wordt gesloten voor de pastoor der parochie, waar het huwelijk plaatsheeft, of voor een priester door hem gemachtigd, en in tegenwoordigheid van twee getuigen. Het kerkelijk huwelijk is onverbreekbaar.
2. Het Burgerlijk Wetboek bepaalt als ouderdom 18 jaar voor de man, 15 (in België) en 16 (in Nederland) voor de vrouw, tenzij de koning(in) hierin dispensatie verleent. Bij minderjarigheid is de toestemming der ouders, bij gebrek aan ouders, der grootouders, bij gebrek aan dezen, die van de familieraad vereist. Het wetboek verbiedt het huwelijk in de rechte lijn voor alle graden; in de zijlinie tussen broeder en zuster, tussen oom of oudoom en nicht of achternicht, tussen tante of oudtante en neef of achterneef. Ook hierin kan de Koning(in) dispenseren. De sluiting van het burgerlijk huwelijk gaan behoorlijke aangifte bij de Burgerlijke Stand en afkondiging door aanplakking van de namen der ondertrouwden aan of bij het. stad- of raadhuis vooraf. De voltrekking van het huwelijk moet in het openbaar geschieden, ten overstaan van de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand en in tegenwoordigheid van minstens twee en hoogstens vier getuigen. Volgens de Belgische Grondwet en het Nederlands Burgerlijk Wetboek moet het burgerlijk huwelijk het kerkelijk voorafgaan. Indien de huwenden, voor het huwelijk, geen andere huwelijkse voorwaarden maken, wordt ten gevolge van het huwelijk, tussen de echtgenoten alles gemeen (gemeenschap van goederen), behalve de onroerende goederen, die zij bij het aangaan van het huwelijk reeds bezaten of later nog zullen verwerven. In veel landen, ook bij ons, werd de echtscheiding in de burgerlijke wet opgenomen.