Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

evenaar

betekenis & definitie

('e:vәna:r) m. (-s) [< evenen]

I. Eig. wat event, gelijkmaakt nl.
1. Veroud. tongetje of naald van een weegschaal, die in het midden staat, wanneer op beide schalen het gewicht gelijk is.
2. Aardrijksk. denkbeeldige cirkel op gelijke afstand van beide aard- en hemelpolen. ➝ aardgordels. Syn. ekwator, evennachtslijn, linie.

II. Metn.

1. Veroud. balans van een weegschaal: de slaat door ten gunste van iemand, de kans verklaart zich voor hem.
2. streek bij de evenaar gelegen: de bewoners van de -.

Enc. Bij haar schijnbare jaarlijkse beweging om de aarde, komt de zon tweemaal in de evenaar. De punten waar de zonnebaan de evenaar dan snijdt, zijn het lentepunt (l) en het herfstpunt (h). De dagen en nachten zijn dan overal even lang.