Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Duitse letterkunde

betekenis & definitie

('duitsə) v. letterkunde in de Duitssprekende landen nl. Duitsland, Oostenrijk en Duits-Zwitserland.

I. OUDDUITS TIJDPERK

Uit het Oud(hoog)duits tijdperk (tot 1050) stammen de heidense Merseburger Toverspreuken, en als kristelijke monumenten de heldendichten Hildebrandslied en Heliand, de gedichten Wessobrunner Gebet en Muspilli. Een wereldlijk gedicht is het Lodewijkslied.

II. MIDDELDUITS TIJDPERK Verschillende genres worden in deze periode (1050 tot 1500) beoefend : de ridderpoëzie door Hartmann von aue, Wolfram von Eschenbach, Gottfried von Straszbürg, Walther von der Vogelweide ; het heldenepos nl. het Nibelungenlied en Gudrun; het toneel met mysteriespelen, vastenavond- en andere humoristische spelen ; de mystiek door Eckhart, Suso, Tauler.

III. NIEUWDUITS TIJDPERK

1. De Hervorming (XVIde eeuw) gaf, door Luther’s bijbelvertaling, de beslissende stoot voor de vorming van de eenheidstaal. Naast Luther streden, aan protestantse zijde, de meesterzanger H. Sachs en de humorist Fischart.
2. De eigenlijke renaissance (VXIIde eeuw tot 1750), vond in Duitsland niet veel bijval. Onder de invloed der Franse renaissance schreven de dichters Opitz, Fleming, Gryphius, Gottsched, de geestelijke dichters Gerhardt en Spee, terwijl de prediker Abraham a Santa Clara en de romanischrijver Grimmelshausen aan die invloed ontkwamen. In de eerste helft der XVIIIde eeuw verzetten zich Bodmer en Breitinger tegen de Franse klassieke geest, evenals de populaire dichters Gellert en Hagedorn.
3, Klassieke Tijd (2e helft der VXIIde eeuw). De vier voorbereidende dichters zijn Klopstock (navolgers : Voss, Claudius, Bürger), Lessing, Wieland en Herder. Door hun invloed ontstond in Zuid-Duitsland een literaire revolutie nl. de Sturmund Drangperiode, die naar oorspronkelijkheid en genialiteit streefde. Daartoe behoorden of daaruit ontsproten de dichters von Klinger, Lenz, Lavater en de twee grootste onder hen Gœthe en Schiller. Minder belangrijke figuren zijn de dichters Hebel, Lichtwer, Gessner, de romanschrijver Richter, de wijsgeer Mendelssohn en de oudheidkundige Winckelmann.
4. De romantiek (eerste helft der XIXde eeuw) is ; evenals het klassicisme, voortgekomen uit de Sturmund Drangperiode. Tot de oude romantici behoren de geleerden A. en F. Schlegel, de dichters Tieck en von Hardenberg (Novalis) en de blijspeldichter Kotzebue. Van de jonge romantici zijn de uitgevers van volksliederen Brentano, L. en B. von Arnim de voornaamste. Tot hun groep behoren ook de dichters von Eichendorff, Fouqué, Hölderlin, de novelleschrijver E. Hoffmann en de treurspeldichter von Kleist. Onder de invloed der Romantische School staan de dichters van de Vrijheidsoorlog Körner, Arndt, von Schenkendorf, verder de Zwabische Dichterskring Uhland, Hauff, Mörike, alsmede de dichters von Chamisso, Rückert, Kinkel en de toneelschrijver Grillparzer. Als prozaschrijvers van de romantische periode zijn te noemen : de wijsgeren Fichte, Hegel, von Schelling, Schopenhauer; de taalkundigen W. von Humboldt, J. en W. Grimm, Simrock ; de protestantse godgeleerde Schleiermacher ; de geschiedschrijvers Schlosser, Dahlmann, von Görres, Ranke. Een bewuste reaktie tegen het romantisme vormt de overgang naar een meer realistische richting. Zij kwam van de dichter von Platen en van Jong-Duitsland. Tot deze groep behoorden de dichters Börne, Heine, Hoffmann von Fallersleben, Immermann, Lenau, Laube, Freiligrath, Gutzkow, Dingelstedt.
5. Het realisme breekt door, nog vóór 1850. Dichters van deze periode zijn von Droste-Hülshoff, Weber, Geibel, Bodenstedt, von Scheffel, Groth, Hamerling, Greif ; toneelschrijvers : Hebbel, O. Ludwig, Wagner ; novelle- en romanschrijvers : Hahn-Hahn, F. Reuter, Auerbach, Hackländer, Storm, Freytag, Fontane. Keller, Meyer, Spielhagen, Heyse, Raabe, Dahn, Ebers, Anzengruber. Het realisme ontaardde tot naturalisme waarvan de gebroeders Hart de baanbrekers waren. Het openbaart zich in de eerste drama’s van Holz, Schlaf, Hauptmann en in de romans van Kretzer en Bleibtreu.
6. In de XXste eeuw komen verschillende stromingen op, die vaak tegenover elkander staan. Als reaktie tegen het naturalisme ontstonden, op het einde der XIXde en in het begin der XXste eeuw, de stroming ; van het impressionisme alsmede nieuwklassieke en nieuwromantische tendensen. De bekendste dichters van het impressionisme zijn : Th. Mann, Hermann, Schnitzler, verder von Liliencron, Falke, Bahr, , Bierbaum, Flaischlen. In nieuwklassieke richting schreven de dichters George en Rilke en de dramaticus Ernst, terwijl bij de dichters von Hofmannsthal, Spitteler en de romanschrijvers Huch en Wassermann het nieuwromantisme naar voren komt. De heimatkunst eist sterkere verbondenheid met de eigen streek. Deze kunst beoefenden de romanschrijvers Polenz, Rosegger, Frenssen, Sudermann, Viebig, Ernst Smidt, von Ebner-Eschenbach, Böhlau, Löns, E. Zahn, Lienhard. Het expressionisme is vertegenwoordigd o. a. door de gedichten van Däubler, Werfel ; de drama’s van Kaiser, von Unruh, Wedekind ; de romans en novellen van Hesse, Weismantel, H. Mann, Zweig. De nieuwe zakelijkheid uit zich in de romans : van Remarque, Döblin, Fallada, Waggerl. Het nationaalsocialisme heeft zijn stempel gedrukt op de werken van Carossa. H. Grimm, Kolbenheyer, Schäfer, Blunck, enz. Moderne veel gelezen schrijvers van novellen, romans en vertellingen zijn : May, G. Reuter, Federer, von Ompteda, Courts-Mahler, Ganghofer, Kröger, Handel-Mazetti, Kellermann, E. Ludwig, Knittel, Stehr, Seidel, Le Fort (de).

< >