bn. en bw. (-er, -st)
1. gemakkelijk te begrijpen: een denkbeeld; een -e voorstelling; iemand iets maken, uiteenzetten; het wordt, is (mij) -; spreken.
Syn. ➝ begrijpelijk.
2. goed waarneembaar, goed onderscheidbaar: een zeker wantrouwen was in hem.
Tgst. vaag.