duidelijk
duidelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet mis te verstaan ♢ Dit was een duidelijke verklaring van de oorzaak ervan. 2. goed te herkennen ♢ Zijn laatste foto gaf de duidelijkste weergave. 3. gemakkelijk te begrijpen ♢ De le...
Wiktionary (2019)
duidelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet mis te verstaan ♢ Dit was een duidelijke verklaring van de oorzaak ervan. 2. goed te herkennen ♢ Zijn laatste foto gaf de duidelijkste weergave. 3. gemakkelijk te begrijpen ♢ De le...
Muiswerk Educatief (2017)
duidelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: dui-de-lijk 1. goed te snappen ♢ dat is een duidelijk plan 1. iemand iets duidelijk maken [het hem goed uitleggen] 2....
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., dûdlik, klear, dûdlik en klear, biskeidlik, biskiedlik, biskieden; (adv.), skiedlik; — maken, oan it forstân bringe, fordûts(kj)e; — worden, opklearje; het is — wat je moet doen, de wei leit foar dy.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. gemakkelijk te begrijpen, te verstaan, geen misverstand toelatend: een duidelijke uiteenzetting, verklaring; — het is mij duidelijk geworden, ik heb het begrepen ; — 't is duidelijk, dat..., ieder ziet het in ; — ion. iets duidelijk maken, het zorgvuldig uitleggen; (ook) het...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (gemakkelijk te begrijpen, geen misverstand toelatend; klaar, helder, goed te onderscheiden, te lezen, te verstaan): een — bewijs, schrift; voor ieder klaar en —; iets — uitleggen; — spreken; -heid, v. (het duidelijk-zijn): de — van een vertoog; -shalve, -halve, bw. (ter wille van de duidelijkheid).
Jozef Verschueren (1930)
bn. en bw. (-er, -st) 1. gemakkelijk te begrijpen: een denkbeeld; een -e voorstelling; iemand iets maken, uiteenzetten; het wordt, is (mij) -; spreken. Syn. ➝ begrijpelijk. 2. goed waarneembaar, goed onderscheidbaar: een zeker wantrouwen was in hem. Tgst. vaag.
Dr. L. Brouwers (1928)
Adjectief: duidelijk, klaar, klaarlijk, helder, opgehelderd, overhelder, begrijpelijk, toegankelijk, onverheeld, verstaanbaar, aanwijsbaar, doordringbaar, vertaalbaar, ondubbelzinnig, natuurlijk, zichtbaar, merkelijk, merkbaar, bemerkbaar, opzichtig, doorzichtig, blijkbaar, aanschouwelijk, voelbaar, vatbaar, bevattelijk, tastbaar, tastelijk,...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw, (-er, -st), 1. gemakkelijk te begrijpen, te verstaan, geen misverstand toelatend: een duidelijke uiteenzetting, verklaring; het is mij duidelijk geworden, ik heb het begrepen; het is duidelijk dat..., ieder ziet het in; iemand iets maken, het zorgvuldig uitleggen; (ook) het hem te verstaan geven, hem op zijn plicht wijzen; 2. goed waarn...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: