m. (dromen; -pje) [~ (be)driegen]
1. Eig. levendige, sombere, grillige voorstelling, tijdens de slaap: een akelige -; een dromen, iets in de zien: dromen zijn bedrog, men kan er geen staat op maken.
2. Metf. voorstelling, inzonderheid met het oog op de toekomst, door de verbeelding ingegeven: dromen van vrijheid en gelijkheid, van liefde, van geluk: zijn ging in vervulling.
3. Metn. toestand waarin men zich geheel aan de werking van zijn verbeelding overgeeft; uit een ontwaken: iemand uit de helpen, hem de werkelijkheid doen zien.