(droogde, gedroogd)
I. (heeft)
1. droogmaken: linnen zijn schoenen bij de haard -. ➝ net.
Tgst. bevochtigen.
2. in iets droogs veranderen, doen verdwijnen: iemands tranen -.
II. (is) droog worden: de verf begint te -; door de wind zal het wel -.