('derdə)
1. rangtelwoord, na twee andere volgend : de dag; ten -n male; dit is gewijd aan Willem de Derde; een brief van de (dag dezer maand); ten - of in de plaats. → hemel, man, stand, streng.
2. m. en v. (-n) persoon, staande buiten twee personen, die bij een handeling betrokken zijn : de zaak laten beslechten door een -.
3. m. (-n, -s) Kaartsp. drie op elkander volgende kaarten van dezelfde kleur : ik roem een -.
4. o. (-n) derdedeel: één en twee -n.