(bu'ro) o. (-s; -tje) [Fr. < Lat. burra, bruine wollen stof: tafel daarmee bedekt]
I. Eig..schrijftafel met verschillende laden en afdelingen: aan zijn zitten.
II. Metn.
1. schrijfkamer : in zijn zijn.
2. kantoor : het van een dagblad.
3. gebouw van een diensttak : voor de industriële eigendom; van politie; naar ‘t brengen,
opbrengen.
4. plaats aan een schouwburg enz. waar kaartjes te krijgen zijn.
5. gezamenlijk personeel van een bureau : het was volledig daar.
6. voorzitter en sekretaris in een vergadering: de taak van het -.