('bollən) (bolde, gebold)
I. (heeft)
1. vlas van de zaadbollen ontdoen.
2. door het voor de kop slaan doden : een os -.
3. rond gaan staan : die muur begint te -.
4. Scheefst, inhalen : de bezaan -.
II. (is)
1. bol zijn : die steenweg bolt goed.
2. gelukken, slagen : het wil er niet -.