Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 29-06-2020

boek

betekenis & definitie

o. (-en ; -je, -ske, -sken) [~ beuk ; beukenschors om op te schrijven]

I. Eig. meerdere tot een geheel verbonden bladen, die een geschrift bevatten : de band of de omslag. de titel, de sloten van een -; de band van een bestaat uit de rug en het plat; een beduimeld, stukgelezen -; een defekt -, waarin één of meer vellen ontbreken; een drukken, herdrukken, uitlenen, kopen, verkopen, ter inzage meegeven, sturen, zenden; een binden, afsnijden, opensnijden; -en verzamelen, opschrijven, katalogizeren, af stoften, uitkloppen; een op touw zetten, maken, schrijven, samenstellen, vertalen, opdragen, uitgeven, doen verschijnen, in ‘t licht geven; een lezen, herlezen, uitlezen; een doorbladeren, inzien, verslinden, raadplegen, naslaan; een bespreken, beoordelen, verspreiden ; in een lezen, verdiept zijn; hand-, kerk-, leerboek; blauw-, grijs-, oranje-, witboek; dat boek is goed gegaan, goed verkocht; dat is een hardloper, een bestseller; verboden -en.

Gez. altijd (met zijn neus) in de -en zitten, altijd in de studie verdiept zijn ; boek Gods, Boek der Boeken, Bijbel; dat is voor hem een gesloten -, een met zeven zegelen, daar begrijpt hij niets van; de gewijde, heilige boeken, de Bijbel; Gulden Boek, guldenboek; het der natuur, de zichtbare schepping; het des levens, het geheel der goede en slechte daden van de mens gedurende zijn leven; spreken als een -, een onnatuurlijke, schoolse taal spreken of vanzelf duidelijk zijn; te stellen, opschrijven, optekenen. → hoek. II. Metf.

1. aantal, tot een geheel gebonden bladen papier, voor of met aantekeningen ; aanteken-, dag-, kas-, notitie-, reken-, schrijf-, tekenboek; huishoud-, keuken-, weekboek; het -je van de kruidenier, de slager; handels- en koopmansboeken; de -en houden, bijhouden, bijschrijven, opmaken, afsluiten, nazien, onderzoeken; een post te stellen, in de -en inschrijven, bijschrijven.

Gez. buiten zijn -je gaan, buiten zijn bevoegdheid; een. zijn -je over, van iemand opendoen, iemands misslagen, gebreken aan de dag brengen; iets op zijn -je schrijven, goed onthouden; in andermans -en is het duister lezen, het is moeilijk iemands geheimen te weten te komen; te staan, ingeschreven zijn in het register van de burgerlijke stand of als schuldenaar opgeschreven staan of bekend staan.

2. meestal vklw. tot een geheel gebonden hoeveelheid speciaal papier, kaarten enz.; een -je sigarettenpapier, postzegels, tramkaarten; een -je bladgoud.
3. derde maag van herkauwende dieren, waarvan de vliezen op de bladen van een boek gelijken.

III. Metn.

1. hoofdafdeling van een boek (I): één der Navolging van Kristus.
2. [van II1] papiermaat: 25 vel gewoon papier vormen één -.

Enc. Het oudste boek ter wereld is wel een papirus in de Nationale Biblioteek te Parijs uit het jaar 3350 v. K., die in een graf bij Thebe werd gevonden. Het grootste boek is een anatomische atlas (Biblioteek Wenen) 1,90 x 0,90 cm, gedrukt 1823-1830. Het kleinste boek werd vervaardigd door twee Amerikaanse boekhandelaars en bevat 26 bladzijden met verzen van een Arabisch dichter. Het zwaarste boek is de Geschichte von Ithaka, door een Habsburger aartshertog in het begin dezer eeuw uitgegeven, het weegt 48 kg.

Het duurste boek is de 42-regelige Gutenberg-bijbel, waarvoor Dr. Vollbekr enige jaren geleden 1.300.000 Mark betaalde. Het omvangrijkste boek is het Chinese woordenboek Toe-sjoe-tsji-tsjeng uit de XVIIde eeuw, dat . 5020 delen van 170 bladen omvat. Het meest verspreide boek is de Bijbel die in ongeveer 500 miljoen eksemplaren verspreid en in 630 talen en dialekten vertaald is.

IV. m. (-en) [ ~ boekel] langwerpig vierkant, gouden of zilveren sieraad, aan het hoofd of oorijzer der vrouwen in Noord- en Zuidholland : een paar gouden -en aan de slapen.