Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 29-06-2020

blind

betekenis & definitie

(blint)

I. bn en bw. (-er, -st)
1. niet ziend : geboren; aan één oog; →: -e vlek ; voor zijn gebreken ; -e vinken; zo als een mol.

Gez. er in den -e naar slaan, geheel zonder grond gissen; in den -e vragen, zonder er bij na te denken of een antwoord mogelijk of nodig is; zich kijken of staren op iets, door scherp zien zijn ogen benadelen of te veel op één zaak letten ; ziende of willens zijn, niets willen zien. →: geluk, liefde.

2. niet door verstand en overleg bestuurd : een -e aandrift.
3. verborgen onder water : een -e klip.
4. verborgen onder andere van dezelfde soort : een -e vloer; een -e passagier heelt niet betaald en komt in open zee te voorschijn.
5. zonder vensters : een -e muur.
6. dichtgemetseld : een -e deur; een venster.
7. zonder namen : een -e kaart.
8. zonder uitgang : een -e steeg, slop.
9. onbegrensd : een vertrouwen in iemand hebben.
10. niet beredeneerd : een geloof. →: greep.
11. zonder hagel of kogel: een schot.
12. zonder opgegeven antwoorden : -e vragen.

II. o. (-en) vensterluik : -en buiten en binnen aan de ramen.