bn. [baren]
1. ter wereld gebracht: hem is een zoon -; van rijke ouders, uit een adellijk geslacht; zo iemand moet nog worden; worden,
Syn. leven. Tgst. ➝ afsterven; ergens - en getogen zijn, ter wereld gebracht en opgevoed. ➝ ezel, galg, helm.
2. ontstaan: een smart uit weemoed -.
3. voortgekomen: de scheikunde is uit de alchemie -.
4. natuurlijke aanleg hebbend: tot heerser -; voor zo iets moet men zijn, van nature aanleg hebben.
5. van geboorte: een Nederlander; Mevrouw Mulder, Janssens.
6. van nature: een dichter.