(bə'rustən) (berustte, heeft berust)
1. rust nemen met het laten blijven bij iets, zich schikken in iets : in een toestand, een zaak ; bij iets ; in het onvermijdelijke -.
2. blijven : laat de zaak daarbij -.
3. steunen : dit vermoeden berust op geen losse gronden.
4. zich bevinden : het beheer der zeezaken berust hij de admiraliteit.
5. in bewaring zijn : die stukken bij hem.