Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

akker

betekenis & definitie

(’akkәr) m. (-s; -tje) [Got. akers ~ Lat. agere, drijven veld waarheen men het vee dreef ?]

I. Eig.
1. Eert. veld, land: in Bethlehem en op de -.
2. Tgw. a. stuk bouwland; de ontginnen, (toe)bereiden, (be)ploegen, (bebouwen, bemesten, bezaaien, zuiveren, verwaarlozen; de der doden, het kerkhof; nederigheid is geen plant die op zijn groeit, die bezit hij niet. zie: God. Syn. kamp, land, veld. b. Bepk. gedeelte van een stuk bouwland tussen twee voren een land op lange -s ploegen.

II. Metn. al wat op de akker (I 2 a) groeit: zijn is door de hagel vernield. III. Metf. gebied van wetenschap of kunst: dit is nog een onontgonnen -; de der poëzie, de dichtkunst.

< >