('af) (viel af, is afgevallen)
1. naar beneden vallen : van een stoel -, Syn. ➝ afdalen (1).
2. als winst, fooi ten deel vallen : er zal voor de bedienden heel wat -.
3. lichamelijk vervallen : als sneeuw voor de zon . Syn. inzinken, vermageren.
4. ontrouw worden: van een vorst-.
5. verzaken: van de godsdienst -.