v. (-en; -je)
I. Eig. het winnen.
II. Metn.
1. wat men wint, profijt, geldelijk overschot: met verkopen; rijke -en die een fabriek oplevert; trekken van iets; zoete -jes. Gez. bruto -, verschil in prijs tussen in- en verkoop; eerste is korte - of eerste is katjeswinst, wat men bij het begin van het spel wint, verliest men dikwijls spoedig weer; netto of zuivere -, wat men voor iets meer ontvangt dan men in 't geheel uitgegeven heeft. Syn.➝ aanwinst.
2. Uitbr. voordeel: dat is zuivere voor onze partij.