('av) (daalde af, is afgedaald)
1. naar beneden gaan : in het water -. Syn. afstorten, aftuimelen, afvallen.
2. er langzaam afkomen : een berg -. Tgst. ➝ beklimmen.
3. zich naar iemands bevatting richten: een onderwijzer moet tot zijn leerlingen kunnen -. ➝ biezonderheid.
4. afzakkend ct de laagste rang der maatschappij -.
5. tot een jongere tijd komen : indien wij in de Oudheid beginnen, en tot onze eeuw -.
6. zich jegens een mindere gemeenzaam betonen : tot iemand -.