Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

aftocht

betekenis & definitie

('af) m. (-en; -je) [aftiegen] vertrek inz. van een leger : de blazen, (op de trom) slaan. Gez. de dekken, zorgen dat die ongehinderd kan geschieden ; de slaan, zich uit de voeten maken: iemand een veilige bezorgen, zorgen dat hij zich veilig uit de voeten kan maken.

Syn. ➝ afmars.

< >