Wat is de betekenis van AFTOCHT?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aftocht

aftocht - Zelfstandignaamwoord 1. het weggaan De aftocht van de voetballers was grandioos, na die overwinning. 2. ~ blazen: vluchten Het verslagen leger moest de aftocht blazen. Woordherkomst samenstelling van af en tocht

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aftocht

aftocht - zelfstandig naamwoord uitspraak: af-tocht 1. wegvluchten voor een gevaarlijke situatie ♢ de aftocht van de vluchtelingen kwam op gang 1. de aftocht blazen [ervandoor gaan] ...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aftocht

s., ôftocht; de — blazen, hakken opnimme, rits(j)e.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aftocht

m. [het mv. (-en) w. g.], van troepen of schepen: het in goede orde terugtrekken, afmarcheren, heengaan enz. voor de vijand : de aftocht veranderde in een volslagen vlucht; — vrije aftocht, gelegenheid om onverhinderd af te trekken; vrije aftocht bedingen, iem. vrije aftocht vergunnen enz. ; — in aftocht zijn,...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aftocht

m. aftochten (het wegtrekken, afmarcheren): de aftocht der troepen; zegsw. de aftocht slaan of blazen, a) het sein geven tot de terugtocht, b) fig. zich uit de voeten maken.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aftocht

('af) m. (-en; -je) [aftiegen] vertrek inz. van een leger : de blazen, (op de trom) slaan. Gez. de dekken, zorgen dat die ongehinderd kan geschieden ; de slaan, zich uit de voeten maken: iemand een veilige bezorgen, zorgen dat hij zich veilig uit de voeten kan maken. Syn. ➝ afmars.

2024-04-20
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Aftocht

Aftocht - (krijgskunde), het teruggaan of wegtrekken van een niet in aanraking met den vijand zijnde legerafdeeling, waarbij het doel, waarmede, zij zich ter plaatse bevond, wordt opgegeven; dit laatste in tegenstelling met eenen terugtocht, welke een meer tijdelijk karakter kan dragen en welke ook op het gevechtsveld kan plaats vinden.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

AFTOCHT

Aftocht m. (het mv. (-en) w. g.), het in goede orde terugtrekken, afmarcheeren of afzeilen (van legerbenden, vloten en schepen) voor den vijand: ieder zocht zich maar weg te pakken, en zoo veranderde welhaast de aftocht in eene volslagen vlucht; — vrije aftocht, gelegenheid om onverhinderd af te trekken; — vrijen aftocht bedingen, iem....